ECLI:NL:RBDHA:2025:8012

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 mei 2025
Publicatiedatum
8 mei 2025
Zaaknummer
AWB 24-13681
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met verzoek om uitstel van vertrek

Op 8 mei 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening van een Guinese verzoeker. De verzoeker had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning met als doel uitstel van vertrek, welke door de minister van Asiel en Migratie was afgewezen op 5 augustus 2024. Hiertegen had de verzoeker bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij het besluit op zijn bezwaar in Nederland kon afwachten. De minister heeft op 14 april 2025 laten weten zich niet te verzetten tegen de toewijzing van het verzoek.

De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geoordeeld dat er onverwijlde spoed is, gelet op de betrokken belangen. Aangezien de minister zich niet verzet tegen de toewijzing van de gevraagde voorziening, heeft de voorzieningenrechter het verzoek toegewezen. Dit houdt in dat de minister verzoeker niet mag uitzetten totdat er op het bezwaar is beslist. Daarnaast is de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 907,- voor de rechtsbijstand die de verzoeker heeft ontvangen. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/13681

uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 mei 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] verzoeker,

geboren op [geboortedatum]
van Guinese nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. N.B. Swart)
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek van verzoeker om een voorlopige voorziening.
1.1
Bij besluit van 5 augustus 2024 (primaire besluit) heeft de minister de aanvraag van verzoeker om verlening van een verblijfsvergunning met als doel uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), afgewezen.
1.2
Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en daarnaast de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, die ertoe strekt dat verzoeker het besluit op het bezwaar in Nederland mag afwachten.
1.3
De minister heeft op 14 april 2025 per brief laten weten zich niet te verzetten tegen toewijzing van het verzoek.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan hangende een bezwaarprocedure de voorzieningenrechter van de rechtbank op verzoek een voorlopige voorziening treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. Nu de minister zich niet verzet tegen de toewijzing van de gevraagde voorziening en de voorzieningenrechter ook overigens geen beletstelen ziet om dit verzoek toe te wijzen, zal de voorzieningenrechter het verzoek toewijzen in die zin dat de minister verzoeker niet mag uitzetten totdat op het bezwaar is beslist.
4. Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgt verzoeker een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. De minister moet deze vergoeding betalen. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 907,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 907,- en een
wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
  • gebiedt de minister om zich te onthouden van iedere maatregel tot verwijdering of uitzetting buiten het grondgebied van Nederland van verzoeker en van voorbereidingen tot zodanige maatregelen, totdat op het bezwaar is beslist;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van € 907,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van M.S.G. van der Werf, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.