ECLI:NL:RBDHA:2025:8001

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 mei 2025
Publicatiedatum
8 mei 2025
Zaaknummer
NL25.18806
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen voortduren maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke zaak

Op 2 mei 2025 heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, een mondelinge uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortduren van een maatregel van bewaring tegen een eiser van Gambiaanse nationaliteit. De maatregel van bewaring was op 14 februari 2025 opgelegd op grond van artikel 59b, eerste lid, van de Vreemdelingenwet. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. Tijdens de zitting op 2 mei 2025 is eiser niet verschenen, terwijl de minister zich liet vertegenwoordigen door haar gemachtigde. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven om de bewaring op te heffen, gezien de voortgang van de asielprocedure en de duur van de bewaring. Eiser had aangevoerd dat de bewaring te lang duurde en onevenredig belastend was, maar de rechtbank concludeerde dat de minister voldoende voortvarend handelde in de asielaanvraag van eiser. De rechtbank heeft ook overwogen dat de stelling van eiser over ongelijke behandeling niet opging, omdat hij niet aannemelijk had gemaakt dat het om gelijke gevallen ging. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.18806
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 mei 2025 in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Gambiaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. V. Senczuk),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister,

(gemachtigde: mr. V.R. Bloemberg).

Inleiding

1.1.
De minister heeft op 14 februari 2025 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
1.2.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 2 mei 2025 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn met bericht van verhindering niet verschenen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten en direct mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Overwegingen

2. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
3. De rechtbank heeft deze maatregel van bewaring al eerder getoetst, zoals volgt uit de uitspraak van 21 maart 2025 (in de zaak NL25.9692). Voor dit beroep is van belang wat er sinds het sluiten van het vorige onderzoek op 14 maart 2025 is gebeurd.
4. Eiser voert aan dat de bewaring te lang duurt en onevenredig belastend is voor hem. Sinds de niet-ontvankelijkverklaring van zijn asielaanvraag op 9 maart 2025 is er onvoldoende voortgang geboekt in het verwijderingsproces. Er is weliswaar een lp [2] aangevraagd (op 14 maart 2025) en zijn rappels verzonden (op 20 maart 2025 en 10 april 2025) maar dat is geen concrete voortgang. Er zijn geen aanwijzingen dat de uitzetting op korte termijn kan plaatsvinden. Gezien de duur van de bewaring zou nu een lichter middel volstaan. Daarbij is van belang dat de bewaring belastend is en eiser zwaar valt. Ten slotte stelt eiser dat anderen op zijn afdeling met een asielaanvraag al wel in vrijheid zijn gesteld en dat dit duidt op een ongelijke behandeling zonder objectieve rechtvaardiging.
5. Over wat eiser in het kader van de belangenafweging aanvoert, oordeelt de rechtbank dat er geen feiten of omstandigheden zijn die, gelet op de duur van deze bewaring, voor de minister aanleiding hadden moeten zijn de bewaring bij een afweging van de belangen op te heffen. De rechtbank overweegt dat eiser na de niet-ontvankelijkverklaring van zijn asielaanvraag beroep heeft ingesteld. De behandeling van dat beroep stond gepland op 11 juni 2025, maar is op verzoek van de minister verzet naar 19 mei 2025. Dit valt binnen de maximale termijn dat de bewaring mag voortduren. De stelling van eiser dat andere vreemdelingen die een asielaanvraag hebben gedaan wel al in vrijheid zijn gesteld treft geen doel. Het in vrijheid stellen van een vreemdeling kan om allerlei redenen gebeuren. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat het om gelijke gevallen gaat. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat de minister voldoende voortvarend werkt aan de asielaanvraag van eiser. De asielaanvraag van eiser is op 9 maart 2025 niet-ontvankelijk verklaard en op 15 maart 2025 heeft eiser beroep ingesteld. Het beroep van eiser staat bij de rechtbank gepland voor behandeling op 19 mei 2025. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de minister onvoldoende voortvarend handelt.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat de minister ook terecht geen aanleiding heeft gezien voor het opleggen van een lichter middel. De rechtbank begrijpt dat de bewaring eiser zwaar valt, maar dat deze onevenredig bezwarend is, is niet gebleken. Eiser geeft in het vertrekgesprek aan dat hij niet terug wil naar Gambia. Dat eiser met een lichter middel wel zal meewerken aan een vertrek uit Nederland ligt dan ook niet direct voor de hand. De rechtbank zijn ook verder geen omstandigheden gebleken die maken dat de minister een lichter middel op had moeten leggen.

Conclusie en gevolgen

6. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en dat de bewaring nu niet wordt opgeheven. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2025 door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Mulder, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt en door middel van gepseudonimiseerde publicatie openbaar gemaakt op rechtspraak.nl op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Laissez-passer.