ECLI:NL:RBDHA:2025:7954

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
8 mei 2025
Zaaknummer
AWB 24/14602
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de maatregel opgelegd aan een asielzoeker door het COA na incident tijdens hulpverlening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 15 april 2025, wordt het beroep van eiser tegen een maatregel opgelegd door het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) beoordeeld. Eiser, een asielzoeker, had een maatregel opgelegd gekregen waarbij er twee weken € 14,47 per week werd ingehouden op zijn verstrekkingen. Deze maatregel was het gevolg van een incident op 16 augustus 2024, waarbij eiser de hulpverleners van Trigion zou hebben belemmerd tijdens een hulpverleningsactie. Eiser was niet aanwezig op de zitting, en verweerder had zich afgemeld.

De rechtbank oordeelt dat het COA de maatregel op goede gronden heeft opgelegd. Eiser had zich provocerend en opdringerig opgesteld en volgde de aanwijzingen van de hulpverleners niet op. De rechtbank concludeert dat het besluit van het COA niet onzorgvuldig was, omdat eiser niet voldoende bewijs had geleverd om zijn stellingen te onderbouwen. De rechtbank oordeelt dat de opgelegde maatregel niet disproportioneel is, gezien de impact van het incident en het belang van de veiligheid van de hulpverleners. Eiser had ook geen recht op vergoeding van proceskosten. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/14602

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 april 2025 in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
en

het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (hierna: COA), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van 19 augustus 2024, waarbij eiser een maatregel is opgelegd.
1.1.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 24 maart 2025 op zitting behandeld. Eiser was niet aanwezig. Verweerder heeft zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat de zaak over?
2. Verweerder heeft eiser een maatregel opgelegd, die inhoudt dat er twee weken € 14,47 per week is ingehouden op zijn verstrekkingen. [1] Deze maatregel is opgelegd, omdat eiser op 16 augustus 2024 tijdens een hulpverleningsactie de hulpverleners (Trigion-medewerkers) heeft belemmerd op een schreeuwende, provocerende en opdringerige manier op de opvanglocatie in Luttelgeest (POL). Eiser zou daarnaast de aanwijzingen van de Trigion-medewerkers niet hebben opgevolgd. Dit incident leidde volgens verweerder tot overlast met een middelgrote impact.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Verweerder heeft zijn besluit niet zorgvuldig genomen, omdat hij niet heeft geluisterd naar het betoog van eiser. Eiser heeft audio-opnames die als bewijs zouden kunnen dienen. Daarnaast heeft verweerder de drie getuigen niet gehoord.
Eiser heeft geen obstructie veroorzaakt tijdens de hulpverleningsactie. Ook heeft de medewerker gelogen over het feit dat eiser de omgeving niet wilde verlaten toen hij daarom werd verzocht. Eiser werd namelijk op dat moment aangevallen en kon daarom niet reageren op het verzoek. Verder is het besluit disproportioneel. Eiser heeft ondanks zijn mentale stoornis vrijwilligerswerk gedaan. Dit is de eerste keer dat hij een maatregel opgelegd krijgt. De hoogte van de maatregel is meer dan 16% van zijn wekelijkse inkomen. Verweerder had een minder ingrijpende maatregel kunnen opleggen. Tot slot is verweerder niet bevoegd om huisregels voor de opvanglocaties op te stellen en is verweerder niet bevoegd om bestuurlijke sancties of maatregelen op te leggen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De Rva 2005 is een ministeriële regeling die zijn grondslag vindt in artikel 3 van de Wet COA. [2] Uit artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, van de Rva volgt dat asielzoekers in een opvanglocatie een financiële toelage krijgen. Verweerder kan op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder h, gelezen in samenhang met artikel 19, eerste lid, onder a en b, van de Rva de toelage beperken als een asielzoeker zich niet aan de huisregels van een opvanglocatie houdt en/of geen gevolg geeft aan de aanwijzingen van het personeel van de desbetreffende opvangvoorziening.
4.1.
Uit het bestreden besluit en de door verweerder overgelegde onderliggende stukken volgt dat, tijdens de hulpverlening aan een medebewoonster, eiser erbij kwam en zich begon te bemoeien met de hulpverlening. Hierbij zou hij zich provocerend en opdringerig hebben opgesteld en zich gemengd hebben in de hulpverlening die de medewerkers van Trigion gaven aan de medebewoonster. Eiser gaf geen gehoor aan het herhaalde verzoek van de medewerkers van Trigion om terug te keren naar zijn eigen bungalow en zich niet met de hulpverlening te bemoeien. Eiser volgde de aanwijzingen van het COA-personeel niet op. Nadat de medebewoonster was bijgekomen en de Trigion-medewerkers teruggingen naar de receptie, is eiser ook naar de receptie gegaan. Hij heeft opdringerig naar de politie gevraagd en daarbij geen begrip getoond voor de situatie. Opnieuw weigerde hij te luisteren naar de medewerkers. Eiser zette zijn provocerende houding kracht bij door zonder toestemming (geluid)opnames te maken op zijn telefoon.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder op goede gronden en voldoende heeft gemotiveerd waarom aan eiser de maatregel is opgelegd. Op basis van de door het COA geschetste gang van zaken, het rapport van Trigion en het incidentenoverzicht mocht het COA het incident aanmerken als een incident met een middelgrote impact. De stelling van eiser dat verweerder de getuigen ten onrechte niet heeft gehoord, volgt de rechtbank niet. Verweerder mocht uitgaan van dat wat de Trigion-medewerkers hebben verklaard, aangezien zij aanwezig waren bij de hulpverlening. Ook hebben zij in het rapport gedetailleerd beschreven hoe het incident tot stand is gekomen. Bovendien heeft eiser niet onderbouwd wie er had kunnen getuigen en wat zij zouden hebben kunnen verklaren. Daarnaast heeft verweerder geen rekening hoeven houden met de geluidopnames die eiser heeft gemaakt. Eiser heeft die opnames namelijk zonder toestemming gemaakt en dus in strijd gehandeld met de huisregels.
4.3.
Verder is de rechtbank van oordeel dat de opgelegde maatregel niet disproportioneel is. Het betrof een incident met een middelgrote impact. Doordat eiser zich bemoeide met de hulpverleners en hun werkzaamheden, kon de veiligheid niet worden gegarandeerd. Zoals verweerder terecht stelt is het belangrijk dat er in situaties van nood de juiste hulp geboden kan worden zonder dat hulpverleners worden belemmerd in hun werkzaamheden. Dat eiser vrijwilligerswerk heeft gedaan, valt te prijzen maar kan niet tot een ander oordeel leiden.
4.4.
Het betoog van eiser dat verweerder geen belangenafweging heeft gemaakt, slaagt niet. Uit het verslag ‘Gesprek Feitenonderzoek’ van 17 augustus 2024 blijkt dat eiser is gehoord en zijn zienswijze over het incident kenbaar heeft kunnen maken. Verweerder heeft eisers zienswijze betrokken bij het opleggen van de maatregel. Zo blijkt uit het incidentenoverzicht dat verweerder heeft afgezien van het opleggen van een zwaardere maatregel, omdat eiser met goede bedoelingen heeft gehandeld.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.K.S. Mollen, rechter, in aanwezigheid van mr. R.S. Ouertani, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 15 april 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder h, in samenhang met artikel 19, eerste lid, onder a en b, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005).
2.Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers.