In deze zaak heeft de kantonrechter te Den Haag op 27 februari 2025 uitspraak gedaan in een vordering van [eisende partij] tegen De Vereende N.V. [eisende partij] vorderde nakoming van een verzekeringsovereenkomst en maakte aanspraak op een bedrag van € 17.200, vermeerderd met rente en kosten. De vordering was ingesteld door [eisende partij], die voorheen samen met zijn echtgenote vennoot was van een vennootschap onder firma (vof) die was ontbonden op 31 december 2023. De vordering was echter niet ingesteld namens alle voormalige vennoten van de vof, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van [eisende partij]. De kantonrechter oordeelde dat, na de ontbinding van de vof, de vordering door beide vennoten gezamenlijk had moeten worden ingesteld. De kantonrechter verwierp het verweer van De Vereende dat de vordering niet ontvankelijk was, maar concludeerde dat [eisende partij] niet-ontvankelijk was in zijn vordering omdat hij niet namens alle vennoten had gehandeld. De uitspraak resulteerde in een proceskostenveroordeling van € 947,- voor [eisende partij].