In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 maart 2025, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoekers, een echtpaar, hebben bezwaar gemaakt tegen de sluiting van hun woning voor zes maanden, zoals besloten door de burgemeester van Hillegom op 6 februari 2025. De sluiting is gebaseerd op de vondst van een aanzienlijke hoeveelheid drugs in de woning van hun zoon. De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 6 maart 2025, waarbij zowel verzoekers als hun gemachtigde, alsook de gemachtigden van de verweerder aanwezig waren.
De voorzieningenrechter oordeelt dat de sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde. Ondanks dat er geen feitelijke handel vanuit de woning heeft plaatsgevonden, is de aangetroffen hoeveelheid drugs en de rol van de woning in een groter onderzoek naar drugshandel voldoende reden voor de sluiting. De voorzieningenrechter stelt vast dat de burgemeester bevoegd was om de sluiting op te leggen, gezien de ernst van de situatie en de verzwarende omstandigheden, zoals signalen van georganiseerde criminaliteit.
De voorzieningenrechter concludeert echter ook dat de sluiting niet onevenredig is, ondanks de gezondheidsklachten van verzoekers. De verzoekers hebben niet aangetoond dat zij een bijzondere binding met de woning hebben die hen zou beletten tijdelijk elders te wonen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, wat betekent dat de woning voor zes maanden gesloten mag worden. Er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskostenveroordeling.