ECLI:NL:RBDHA:2025:7876

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 mei 2025
Publicatiedatum
7 mei 2025
Zaaknummer
09/162441-24 en 09/041987-24 (ttz. gev.)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor seksueel misbruik door een opa bij zijn twee (stief)kleindochters

Op 7 mei 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksueel misbruik van zijn twee (stief)kleindochters, geboren in 2007 en 2010. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden. De zaak kwam aan het licht na aangiften van beide slachtoffers, die op jonge leeftijd (onder de 12 jaar) door hun opa werden misbruikt. De rechtbank achtte de verklaringen van de slachtoffers betrouwbaar en consistent, ondanks dat één van de slachtoffers later ontkende dat er misbruik had plaatsgevonden. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan handelingen die bestonden uit seksueel binnendringen van het lichaam van de slachtoffers, en dat hij dit deed terwijl zij aan zijn zorg waren toevertrouwd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn gezondheidsproblemen, een gevangenisstraf van aanzienlijke duur moest krijgen, gezien de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, maar vond dit niet voldoende reden om een lichtere straf op te leggen. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan beide slachtoffers, die aanzienlijke immateriële schade hadden geleden door het misbruik.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/162441-24 en 09/041987-24 (ttz.gev.)
Datum uitspraak: 7 mei 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1952 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 11 december 2024 en 23 april 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Kampen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. J.A. Hoste naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 11 december 2024 - ten laste gelegd dat:
09/162441-24 (dagvaarding I)
hij, in de periode tussen 1 juni 2016 tot en met 8 april 2018 te Delft, althans in Nederland, meermalen, (telkens) met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2007, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten het meermalen, (telkens)
- wrijven over de vagina en schaamlippen van die [slachtoffer 1] ,
- knijpen in en/of wrijven over en/of kussen van de borsten van die [slachtoffer 1] ,
- stoppen van zijn, verdachtes vinger(s) tussen de schaamlippen en/of in de vagina van die [slachtoffer 1] en daarbij het maken van heen en weergaande bewegingen en/of
- zich door die [slachtoffer 1] laten aftrekken, althans die [slachtoffer 1] aan zijn penis laten zitten en (vervolgens) met haar hand(en) heen en weergaande bewegingen laten maken,
terwijl hij het feit heeft begaan tegen een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige;
Subsidiair althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden
hij, in de periode tussen 1 juni 2016 tot en met 8 april 2018 te Delft, althans in Nederland, meermalen ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2007, door meermalen
- te wrijven over de vagina en schaamlippen van die [slachtoffer 1] ,
- te knijpen in en/of wrijven over en/of kussen van de borsten van die [slachtoffer 1] ,
- zich door die [slachtoffer 1] te laten aftrekken, althans die [slachtoffer 1] aan zijn penis te laten zitten en (vervolgens) met haar hand(en) heen en weergaande bewegingen te laten maken;
09/041987-24 (dagvaarding II)
hij, in de periode tussen 1 mei 2019 tot en met 1 juni 2022 te Delft en/of Soerendonk, althans in Nederland, meermalen, (telkens) met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 3] 2010, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , te weten het meermalen, (telkens)
- wrijven over de vagina en schaamlippen van die [slachtoffer 2] ,
- knijpen in en/of wrijven over de borsten van die [slachtoffer 2] ,
- stoppen van zijn, verdachtes vinger(s) tussen de schaamlippen en/of in de vagina van die [slachtoffer 2] en daarbij het maken van heen en weergaande bewegingen,
- stoppen van zijn, verdachtes penis tussen de schaamlippen en/of in de vagina van die [slachtoffer 2] en/of
- het pakken en brengen van de hand van die [slachtoffer 2] naar zijn, verdachtes penis en (vervolgens) met zijn, verdachtes hand over de hand van die [slachtoffer 2] , heen en weergaande bewegingen maken, althans met zijn hand de hand van die [slachtoffer 2] op zijn, verdachtes penis houden,
terwijl hij het feit heeft begaan tegen een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde van dagvaarding I en het ten laste gelegde van dagvaarding II.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het bij dagvaarding I en II tenlastegelegde bepleit.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4.
Bewijsoverwegingen
3.4.1
Bewezenverklaring seksueel misbruik met [slachtoffer 2]
is – nadat door haar moeder aangifte is gedaan tegen de verdachte – gehoord in een kindvriendelijke studio door een gecertificeerd studioverhoorder. Zij heeft verklaard dat zij door haar opa, de verdachte, is misbruikt. Het misbruik vond volgens de verklaring van [slachtoffer 2] plaats toen zij 9, 10 of 11 jaar oud was, bij opa en oma thuis en op de camping. Het ging daarbij steeds om momenten waarop [slachtoffer 2] alleen was met haar opa, aan wiens zorg zij op dat moment was toevertrouwd, bijvoorbeeld omdat oma even naar de winkel was met haar broertjes.
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer 2]
De rechtbank acht de verklaring die [slachtoffer 2] heeft afgelegd betrouwbaar. Zij heeft in detail verklaard over de specifieke handelingen die bij haar door haar opa zijn verricht. Het gaat over een drietal momenten. Zo heeft haar opa haar in de zomer van 2019, op de camping, apart genomen om één van de honden uit te laten. Vervolgens heeft hij haar bij de borsten aangeraakt en in de borsten geknepen. Ook heeft hij haar verder naar onderen aangeraakt, bij haar vagina. Dat was op de kleding. Ten slotte heeft hij haar hand gepakt en op zijn piemel gelegd, in zijn onderbroek, en haar hand daar vervolgens vastgehouden.
De tweede keer, bij opa en oma thuis, moest [slachtoffer 2] van opa douchen en zich vervolgens in de slaapkamer van opa en oma aankleden. [slachtoffer 2] was toen bloot en haar opa raakte haar aan bij haar borsten en bij haar vagina, met zijn handen. Haar opa kneep haar ook in de borsten en toen [slachtoffer 2] zei dat hij daarmee moest stoppen, bewoog hij zijn handen naar onderen en heeft haar in haar vagina gevingerd. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij het probeerde met twee vingers, maar dat dat niet lukte. [slachtoffer 2] voelde dat zijn vinger erin zat en dat hij die vinger ging bewegen. Ook heeft haar opa toen opnieuw haar hand gepakt en op zijn piemel gelegd, waarbij zij hem moest vasthouden en haar hand moest bewegen. Ten slotte heeft haar opa geprobeerd haar te penetreren met zijn piemel, maar dat lukte niet helemaal. Zijn piemel zat een beetje aan de buitenkant, maar ook een beetje aan de binnenkant. Zelf zei opa tegen [slachtoffer 2] dat hij er niet inkwam en dat zijn geslachtdeel nog te groot was. Hij zei tegen [slachtoffer 2] dat hij zijn piemel niet stijf kreeg.
[slachtoffer 2] heeft in die periode ook aan een schoolvriendinnetje, [naam 1] , verteld over wat er met haar is gebeurd. Dit wordt door [naam 1] bevestigd. [naam 1] heeft verklaard dat [slachtoffer 2] haar op het schoolplein heeft verteld dat zij van opa binnen moest blijven, dat haar opa binnen wilde komen als ze stond te douchen en ook dat hij met zijn vingers erin ging, dat haar opa zijn vingers in de onderkant, haar vagina, deed. [naam 1] heeft ten slotte verklaard dat [slachtoffer 2] het niet aan haar moeder wilde vertellen omdat zij niet wilde dat er iets slechts met opa zou gebeuren.
Over de derde keer heeft [slachtoffer 2] verteld dat zij toen 11 of 12 jaar was en dat zij ging logeren bij opa en oma. Haar opa heeft haar toen naar bed gebracht en haar, onder de dekens, met één vinger in haar vagina gevingerd. Daarbij bewoog hij zijn vinger de hele tijd erin en eruit en ze mocht niets zeggen, anders zouden de anderen (de rechtbank begrijpt: haar broertjes) wakker worden. Dat duurde een paar minuten, want oma zat beneden.
[slachtoffer 2] heeft ten slotte verklaard dat haar opa tegen haar heeft gezegd dat ze er niets over mocht zeggen, omdat er dan consequenties zouden zijn. Ze mocht het ook niet tegen oma vertellen, omdat er anders weer ‘gezeik’ met oma zou komen.
Deze “consequenties” zijn door [slachtoffer 2] , die toen nog op de lagere school zat, ook benoemd in haar dagboekje. Daarin schrijft ze onder meer dat ze “verkr8” is, dat ze het niet heeft verteld omdat ze “niet wou dat er een heel gedoe kwam” en dat het is gebeurd op de camping na het douchen. Ook schrijft ze dat ze weg wilde, maar dat er toen tegen haar is gezegd dat ze moest blijven liggen, “anders komen er consaquinsies, (ik weet niet hoe je dat schrijft)”.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 2] gedetailleerd en consistent is. Dit wordt versterkt door haar taalgebruik tegen [naam 1] en in haar dagboekje. Dat past bij haar leeftijd en de situatie en komt daarom authentiek over. Ten slotte, [slachtoffer 2] geeft directe antwoorden aan de verhoorder, waarbij zij niet overdrijft. Zo vraagt de verhoorder over het incident op de camping of het “op je kleding, onder de kleding of anders” is gegaan en dan antwoordt [slachtoffer 2] : “het was op de kleding”.
Het verweer van de verdachte, dat erop neer komt dat hij nooit een vinger naar [slachtoffer 2] heeft uitgestoken, dat [slachtoffer 2] het hele verhaal heeft verzonnen en dus ook tijdens het studioverhoor heeft gelogen acht de rechtbank, gelet op het voorgaande, volstrekt onaannemelijk.
Steunbewijs
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 2] wordt ondersteund door de verklaring van haar moeder. De verklaring van de moeder berust niet alleen op informatie die zij van [slachtoffer 2] heeft verkregen (de-auditu), maar zij verklaart ook over de "disclosure" van [slachtoffer 2] , de emoties die daarbij loskwamen, die zij zelf heeft waargenomen. Toen de moeder met [slachtoffer 2] sprak over de inhoud van het dagboekje heeft zij gezien dat [slachtoffer 2] moest huilen. De rechtbank acht die emotie van [slachtoffer 2] tijdens haar "disclosure" authentiek, mede gelet op de verklaring van [naam 1] , waaruit naar voren komt dat [slachtoffer 2] het niet aan haar moeder wilde vertellen omdat zij bang was dat er dan iets naars met haar opa zou gebeuren. De rechtbank constateert dat [slachtoffer 2] kennelijk niet eerder aan een volwassene, zoals haar moeder, kon of durfde te vertellen wat er was gebeurd. Zij heeft het echter wel opgeschreven in een dagboekje. Op het moment dat haar moeder haar daarmee confronteerde kon [slachtoffer 2] het gebeurde kennelijk niet langer verzwijgen. De rechtbank ziet bij die stand van zaken geen aanleiding om de door de moeder waargenomen emoties door dit tijdsverloop minder betrouwbaar te achten.
Concluderend overweegt de rechtbank dat de verklaringen van [slachtoffer 2] voldoende bevestiging vinden in de overige inhoud van het dossier. Daarmee is voldaan aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank heeft bovendien ook de overtuiging hetgeen is ten laste gelegd zich heeft voorgedaan. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van handelingen, mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 2] , toen zij jonger was dan 12 jaar.
3.4.2.
Bewezenverklaring seksueel misbruik met [slachtoffer 1]
is – nadat door haar moeder aangifte is gedaan tegen de verdachte – gehoord in een kindvriendelijke studio door een gecertificeerd studioverhoorder. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij verschillende keren door haar opa, de verdachte, is misbruikt. Het misbruik vond volgens de verklaring van [slachtoffer 1] plaats in het huis van haar opa en oma, aan wie de zorg over haar op dat moment was toevertrouwd, toen zij ongeveer 9 of 10 jaar oud was.
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer 1]
De rechtbank acht de verklaring die [slachtoffer 1] heeft afgelegd betrouwbaar. De verklaring van [slachtoffer 1] is – waar het gaat om de kern van het verwijt – consistent, gedetailleerd en authentiek.
[slachtoffer 1] heeft niet alleen in algemene zin verklaard dat zij door de verdachte is misbruikt, maar heeft ook specifieke handelingen en locaties benoemd. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat de verdachte in haar borsten kneep en over haar vagina wreef, terwijl zij in bed lag. Zij plaatst deze handelingen in een context, namelijk bij opa en oma thuis, benoemt wie er op dat moment weg waren (bijvoorbeeld om boodschappen te doen) en wie er eventueel binnen zouden kunnen komen. Wat betreft deze laatste situatie benoemt [slachtoffer 1] dat als haar oma kwam, zij snel weer haar onderbroek omhoog moest doen en haar pyjama moest aantrekken. Deze concrete context en handelswijze draagt bij aan de betrouwbaarheid van [slachtoffer 1] ’s verklaring. De rechtbank vindt het verder authentiek dat [slachtoffer 1] het ook zegt als zij iets niet (meer) weet. Als de studioverhoorder aan haar vraagt hoe opa was op het moment dat hij haar betastte, zegt [slachtoffer 1] : “dat weet ik niet, want ik had mijn ogen dicht”. Ook verklaart [slachtoffer 1] dat zij iets warms bij haar vagina voelde, maar niet weet of dat de verdachte zijn vingers waren of zijn penis, want zij hield haar ogen dicht.
Wat de rechtbank verder sterkt in haar overtuiging is de manier waarop [slachtoffer 1] voor het eerst heeft verteld over het misbruik. De moeder van [slachtoffer 1] heeft daarover verklaard dat zij meer roodheid dan gebruikelijk waarnam bij de vagina van [slachtoffer 1] . Toen de moeder van [slachtoffer 1] aan haar vroeg hoe dat kwam en of er iemand aan “haar muisje” had gezeten, wilde [slachtoffer 1] dat eerst niet zeggen, omdat zij bang was dat diegene boos zou worden en naar de gevangenis moest gaan. Haar moeder zag op dat moment tranen in de ogen van [slachtoffer 1] .
De rechtbank onderkent dat [slachtoffer 1] op een later moment te kennen heeft gegeven dat geen sprake was van misbruik door de verdachte. Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting blijkt dat de beschuldigingen aan het adres van de verdachte veel teweeg hebben gebracht binnen de familie. [slachtoffer 1] werd geconfronteerd met negatieve reacties, ongeloof en boosheid (binnen de familie) vanwege de verklaring die zij had afgelegd. Dat zij onder die omstandigheden zegt dat er geen misbruik heeft plaatsgevonden, legt – in het licht van het voorgaande – onvoldoende gewicht in de schaal om te komen tot een andere weging van het bewijs.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 1] kan worden gebruikt voor het bewijs.
Steunbewijs in de vorm van schakelbewijs
Voor een bewezenverklaring is steunbewijs voor de verklaring van [slachtoffer 1] vereist. Op grond van de wet kan de rechtbank niet uitsluitend op basis van de verklaring van [slachtoffer 1] tot een bewezenverklaring komen. Het bewijs mag niet op de verklaring van één getuige worden gebaseerd, wanneer de door de getuige gerelateerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Dit vereiste van steunbewijs strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing.
Uit jurisprudentie volgt dat in een bewijsconstructie gebruik kan worden gemaakt van zogeheten schakelbewijs. Redengevend is dan dat de verdachte bij één of meer andere strafbare feiten betrokken was. Schakelbewijs kan voldoende steun opleveren indien de wijze waarop de feiten zijn begaan, op essentiële punten met elkaar overeenkomt.
De rechtbank stelt ten aanzien van de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] vast dat er grote overeenkomsten bestaan in de modus operandi van de verdachte. In de eerste plaats waren [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] ongeveer even oud ten tijde van het misbruik door de verdachte. Daarnaast beschouwden zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 1] de verdachte als hun opa en vond het misbruik plaats in een situatie waarbij zij aan de zorg van de verdachte waren toevertrouwd. Ook de specifieke handelingen die worden beschreven vertonen een grote mate van gelijkenis. Zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] verklaren dat de verdachte in hun borsten kneep en met zijn vingers in en aan hun vagina zat. Ook blijkt uit beide verklaringen dat de verdachte hen duidelijk heeft gemaakt dat ze niets mochten vertellen.
De rechtbank is gelet op het bovenstaande van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 2] de verklaring van [slachtoffer 1] ondersteunt. Aan de bewijskracht van de verklaring van [slachtoffer 2] doet niet af dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] elkaar kennen en dat [slachtoffer 2] op de hoogte was beschuldigingen van misbruik van [slachtoffer 1] door de verdachte. Tijdens het studioverhoor is aan [slachtoffer 2] gevraagd of zij wist wat er met [slachtoffer 1] was gebeurd. Zij antwoordt dan dat zij weliswaar weet dat ook [slachtoffer 1] door “opa is verkracht”, maar [slachtoffer 2] verklaart ook dat zij niet meer weet dan dat. [slachtoffer 2] was dus slechts in algemene zin op de hoogte van het misbruik, terwijl de hiervoor beschreven overeenkomsten tussen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heel concreet zijn. Dat [slachtoffer 2] bewust en berekenend heeft gelogen tijdens het studioverhoor, acht de rechtbank hoogst onwaarschijnlijk. Daarom gaat de rechtbank voorbij aan het verweer dat de verklaring van [slachtoffer 2] – vanwege beïnvloeding door de zaak van [slachtoffer 1] – niet voor het bewijs kan worden gebruikt.
Binnendringen?
De studioverhoorder heeft ook aan [slachtoffer 1] gevraagd waar de verdachte met zijn vinger was. De verhoorder beschrijft dat [slachtoffer 1] “het gaatje aanwijst waar de piemel in moet” en daarbij heeft gezegd: “alleen met zijn vinger, dan deed hij dat met zijn vinger en dan deed dat auw”. De rechtbank concludeert op basis van deze verklaring van [slachtoffer 1] dat de verdachte met zijn vingers bij [slachtoffer 1] is binnengedrongen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van handelingen, mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 1] , toen zij jonger was dan 12 jaar.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot het de bij dagvaarding I, primair en bij dagvaarding II ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
09/162441-24 (dagvaarding I)
hij, in de periode tussen 1 juni 2016 tot en met 8 april 2018 te Delft, meermalen, (telkens) met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2007, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten het meermalen, (telkens)
- wrijven over de vagina en schaamlippen van die [slachtoffer 1] ,
- knijpen in en wrijven over en kussen van de borsten van die [slachtoffer 1] ,
- stoppen van zijn, verdachtes vinger tussen de schaamlippen en in de vagina van die [slachtoffer 1] en
- zich door die [slachtoffer 1] laten aftrekken, althans die [slachtoffer 1] aan zijn penis laten zitten en (vervolgens) met haar hand(en) heen en weergaande bewegingen laten maken,
terwijl hij het feit heeft begaan tegen een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige;
09/041987-24 (dagvaarding II)
hij, in de periode tussen 1 mei 2019 tot en met 1 juni 2022 te Delft en Soerendonk, meermalen, (telkens) met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 3] 2010, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , te weten het meermalen, (telkens)
- knijpen in de borsten van die [slachtoffer 2] ,
- stoppen van zijn, verdachtes vinger(s) tussen de schaamlippen en/of in de vagina van die [slachtoffer 2] en daarbij het maken van heen en weergaande bewegingen,
- stoppen van zijn, verdachtes penis tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 2] en
- het pakken en brengen van de hand van die [slachtoffer 2] naar zijn, verdachtes penis en (vervolgens) met zijn, verdachtes hand over de hand van die [slachtoffer 2] , heen en weergaande bewegingen maken, althans met zijn hand de hand van die [slachtoffer 2] op zijn, verdachtes penis houden,
terwijl hij het feit heeft begaan tegen een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, waarvan één jaar voorwaardelijk, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering in het rapport van 3 december 2024 zijn geadviseerd.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht – indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt – aan de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Daarbij verwijst de raadsman naar de gezondheidsproblemen van de verdachte. De raadsman verzoekt een (deels voorwaardelijke) taakstraf aan de verdachte op te leggen. Ook wordt verzocht rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn met betrekking tot dagvaarding I.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van zijn twee (stief)kleindochters. De kleindochters waren beiden 9 jaar oud op het moment dat de verdachte daarmee begon. Met zijn handelen heeft de verdachte een buitengewoon ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van deze jonge slachtoffers. Ook heeft hij het vertrouwen dat de slachtoffers – en hun ouders – in hun opa hadden moeten kunnen hebben in zeer ernstige mate geschaad. Nadat de eerste zaak die ziet op zijn kleindochter [slachtoffer 1] in eerste instantie door het openbaar ministerie was geseponeerd, heeft de verdachte zijn handelen een jaar later voortgezet bij zijn stiefkleindochter [slachtoffer 2] . Dat de verdachte, die toch minstens moet zijn gewaarschuwd door de aangifte van [slachtoffer 1] , desondanks is doorgegaan met misbruik en binnen zijn familie nog een slachtoffer heeft gemaakt, is naar het oordeel van de rechtbank buitengewoon ernstig. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan, evenals het feit dat [slachtoffer 1] door haar eigen problematiek een op voorhand kwetsbaar slachtoffer is. De verdachte was hiervan op de hoogte. De rechtbank overweegt verder dat het een feit van algemene bekendheid is dat slachtoffers van zedendelicten psychische schade kunnen lijden en daar ook op latere leeftijd nog de gevolgen van kunnen ondervinden. Uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaringen en de vorderingen tot schadevergoeding blijkt dat daar bij beide slachtoffers sprake van is. Bij de verdachte was ter terechtzitting van inzicht, berouw of enig verantwoordelijkheidsgevoel geen sprake. Hij heeft meermaals opgemerkt “er wel klaar mee te zijn”. De rechtbank rekent het hem aan dat hij daarmee het verdriet en de pijn die hij zijn kleindochters heeft aangedaan volledig miskent. In plaats daarvan deed hij de verklaringen van zijn beide kleindochters heeft af als volledig gelogen. Hij heeft hen met deze houding mogelijk extra leed toegebracht.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 20 november 2024. Hieruit volgt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 3 november 2024. Gelet op de ontkennende houding van de verdachte heeft de reclassering beperkt onderzoek kunnen doen. Het risico op recidive en letsel kan door de reclassering niet adequaat worden ingeschat. De reclassering concludeert dat er geen financiële zorgen over de verdachte zijn en dat er geen sprake is van middelengebruik of verslavingsproblematiek. Wel kampt de verdachte met problematiek omtrent zijn gezondheid. Gelet hierop ziet de reclassering belemmeringen in het opleggen van een taakstraf. Er zijn volgens de reclassering geen contra-indicaties voor het opleggen van een gevangenisstraf. De reclassering merkt verder op dat de verdachte geen hulpvraag heeft. De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte aan hem op te leggen een (deels) voorwaardelijke straf met daaraan verbonden de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, een contactverbod met de slachtoffers, geen andere huisvesting zonder toestemming en het vermijden van contact met minderjarigen. De reclassering adviseert de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Strafmodaliteit en strafmaat
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank gaat daarmee voorbij aan de stelling van de verdediging dat de verdachte niet in detentie kan verblijven vanwege zijn gezondheidsklachten en de daarmee gepaard gaande afspraken in het ziekenhuis. De rechtbank overweegt dat de verdachte kampt met somatische klachten die ook in detentie kunnen worden behandeld. De rechtbank ziet geen aanleiding om een deels voorwaardelijke straf aan de verdachte op te leggen. Uit het dossier, het rapport van de reclassering en het beeld dat de rechtbank ter terechtzitting van de verdachte heeft verkregen, maakt de rechtbank op dat de verdachte niet wenst mee te werken aan eventueel op te leggen voorwaarden. Voor een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden ziet de rechtbank daarom onvoldoende aanknopingspunten.
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn. Op 30 maart 2022 heeft het gerechtshof Den Haag bevolen dat vervolging tegen de verdachte moest worden ingesteld. Daaraan kon de verdachte uiteraard de verwachting ontlenen dat hij zou worden vervolgd; op dat moment is de redelijke termijn van 24 maanden aangevangen. Op 11 december 2024 stond de zaak gepland om inhoudelijk te worden behandeld. De behandeling kon op dat moment echter niet doorgaan wegens verhindering van de verdachte, waardoor de behandeling heeft plaatsgevonden op 23 april 2025 en vonnis is gewezen op 7 mei 2025. Dat is meer dan drie jaar na 30 maart 2022, en meer dan een jaar na het verstrijken van de redelijke termijn. Deze overschrijding komt voorts niet (geheel) voor rekening van de verdediging. De overschrijding is in de strafmaat verdisconteerd.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 36 maanden passend en geboden. De rechtbank ziet zoals hierboven is overwogen, anders dan door de officier van justitie is geëist, geen aanleiding om aan deze straf nog een voorwaardelijk strafdeel toe te voegen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De vordering van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregelen

[slachtoffer 1] , bijgestaan door mr. A.C. Zonneveld, heeft zich ten aanzien van het bij dagvaarding I ten laste gelegde feit als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 7.559,76, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 59,76 aan materiële schade en € 7.500,- aan immateriële schade. Daarnaast heeft de benadeelde partij reiskosten gevorderd ter hoogte van € 11,48.
[slachtoffer 2] , bijgestaan door mr. A.C. Zonneveld, heeft zich ten aanzien van het bij dagvaarding II ten laste gelegde feit als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 10.042,94, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 42,94 aan materiële schade en € 10.000,- aan immateriële schade. Daarnaast heeft de benadeelde partij verzocht om een proceskostenvergoeding van € 10,36 voor gemaakte reiskosten.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot volledige toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat beide vorderingen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard. Daartoe voert de verdediging aan dat de vorderingen niet zijn onderbouwd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade, is namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bij dagvaarding I bewezen verklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag van € 59,76, zodat de rechtbank dit gevorderde bedrag aan materiële schade zal toewijzen.
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het bij dagvaarding I bewezen verklaarde feit. De rechtbank is van oordeel dat de aard en ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek reeds daarom kan worden aangenomen. De rechtbank zal de gevorderde immateriële schade van € 7.500,- dan ook toewijzen.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 8 april 2018, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De reiskosten zullen op de voet van artikel 532 van het Wetboek van Strafvordering worden toegewezen. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De verdachte zal voor het bij dagvaarding I bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door deze feiten aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 7.559,76, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 8 april 2018 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 1] .
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade, is namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bij dagvaarding II bewezen verklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag van € 42,94, zodat de rechtbank dit gevorderde bedrag aan materiële schade zal toewijzen.
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het bij dagvaarding II bewezen verklaarde feit. De benadeelde partij is in 2023 – nadat het bewezen verklaarde feit heeft plaatsgevonden – gediagnosticeerd met PTSS, een depressie en een sociale angststoornis. Zij was gestart met EMDR-therapie en heeft na de tweede sessie een suïcidepoging gedaan. Sinds zij tien jaar oud is heeft zij gedachten aan de dood en vanaf haar twaalfde levensjaar beschadigt zij zichzelf. Dat de benadeelde partij ten gevolge van het bewezen verklaarde geestelijk letsel heeft opgelopen, staat naar het oordeel van de rechtbank voldoende vast. Dat er ook andere factoren of gebeurtenissen zijn, die aan de problemen van de benadeelde partij hebben bijgedragen, doet daar niet aan af. Gelet op het voorgaande en onder verwijzing naar hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , zal de rechtbank de gevorderde immateriële schade van € 10.000,- toewijzen.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 1 juni 2022, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. Daaronder vallen ook de gevorderde reiskosten van € 10,36. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De verdachte zal voor het bij dagvaarding II bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door deze feiten aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 10.042,94, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 1 juni 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 2] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 36f, 57, 244 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding I met parketnummer 09/162441-24 primair ten laste gelegde feit en het bij dagvaarding II met parketnummer 09/041987-24 ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding I:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd;
ten aanzien van dagvaarding II:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (ZESENDERTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
benadeelde partij [slachtoffer 1]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 7.559,76 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 8 april 2018 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer 1] ;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op € 11,48, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 7.559,76, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 8 april 2018, tot de dag waarop dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 1] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 72 dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen;
benadeelde partij [slachtoffer 2]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 10.042,94 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 juni 2022 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer 2] ;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op € 10,36, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 10.042,94, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 1 juni 2022, tot de dag waarop dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 2] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 85 dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Rootring, voorzitter,
mr. S. Pereth, rechter,
mr. S. Katib, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.C. Vos, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 mei 2025.
Bijlage
Gebruikte bewijsmiddelen
Dagvaarding I
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2018096028, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 127).
1. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] , opgemaakt op 24 april 2018, voor zover inhoudende (p. 42 en 49-50):
V: Bij wie is er volgens u incest gepleegd?
A: Bij mijn dochter [slachtoffer 1]
V: Wanneer is [slachtoffer 1] geboren?
A: [geboortedatum 2] 2007
V: Wanneer ging dit spelen?
A: Op 12 april bracht ik [slachtoffer 1] naar bed. Ze gaf aan pijn en jeuk bij haar muisje te hebben. Het was erg rood. Ik vroeg haar of er iemand aan haar muisje had gezeten, daar wilde ze eerst geen antwoord op geven.
V: Waarom vroeg je dat aan haar?
A: Ik vind het raar als ze er zo vaak last van heeft, blaasontsteking en roodheid. Dat
vind ik raar, dat hoort niet zo maar. En ze ging ook heel vaak in haar broekje plassen.
V: Je zegt dat ze er vaak last van heeft, sinds wanneer is dit?
A: Meer dan een jaar. Dat ze iedere keer weer blaasontsteking heeft. Ik heb de
huisarts nog gevraagd of ze doorverwezen moest worden naar een uroloog omdat ze er zo vaak last van had, maar dat was toen nog niet nodig. Die zalf die ze gekregen heeft voor de schimmelinfectie heeft hij voorgeschreven zonder dat ze [slachtoffer 1] gezien hebben.
V: Wat vroeg je specifiek aan haar?
A: Of er iemand aan haar muisje zat die daar niet aan mocht zitten, ik heb haar
altijd gezegd dat haar muisje voor haar was en dat daar niemand aan mocht komen.
V: Hoe reageerde ze daar op?
A: Ik zag dat ze in een kroop en toen kwamen er tranen in haar ogen. Ze durfde het niet te zeggen. Toen zei ze: "ja", dat er wel iemand aan haar muisje had gezeten. Maar ze durfde het eigenlijk niet te vertellen want dan zou hij boos worden en naar de gevangenis moeten en dat wilde ze niet.
V: [slachtoffer 1] vertelde dus dat er iemand aan haar muisje had gezeten en dat diegene boos zou worden en naar de gevangenis zou gaan, maar dat wilde ze niet. Hoe reageerde jij toen?
A: Verbaasd, heel verbaasd. Ik dacht alleen maar "wie dan" en dat vroeg ik haar ook. Toen zei ze: "opa" waarop ik haar vroeg welke opa, want ze heeft meerdere opa's.
V: Wat zei ze toen?
A: Opa [verdachte] , dat is de vader van [naam 3] .
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 13 mei 2018, voor zover inhoudende (p. 58, 64-67, 70, 74-77 en 83-84):
Op zondag 13 mei 2018 heb ik het studioverhoor van [slachtoffer 1] nageluisterd. De uitwerking wordt bij dit proces-verbaal van bevindingen gevoegd.
V: Wat kwam je mij nou precies vertellen?
G: Over opa.
V: En welke opa is dat?
G: De papa van mijn papa. Ik ga heel even mijzelf tekenen? Oké. En broekje. En daarna nog hand en dat is mijn ding en dat is mijn poppetje. En daarna, opa. En ook deze dingen.
V: Wat zijn dat voor dingen? Hoe noemen we die?
G: Borsten.
V: Wat is dat dan?
G: Een piemeltje maar dan kan ik het beter laten zien. Hier, deze dingen.
V; Die noemde jij net borsten.
G: Ja. Daar masseert hij en geeft hij kusjes op. En hier, dit ding,
V: Bij de piemel, zo noemde jij het net toch?
G: Ja alleen daarom kon ik het beter laten zien dat hij, kijk heb ik dit, dan is dit het ding en is dit het vingertje en daarna dit betekent heen en weer. Dus gaat hij heen en weer met zijn vinger. Hier, hier zit natuurlijk mijn plassertje. Poeperd.
G: En dit is de plasser. Dat is het andere gaatje waar de piemel in hoort als je een kindje wil krijgen. En poeperd. En hier doet hij dan heen en weer.
V: En wie is hij? Wie bedoel je?
G: Opa. Opa.
V: Met je vinger zie ik dat je zo over het plassertje beweegt.
G: Ja. En dat doet hij.
V: Waar is dat gebeurd llona?
G: Heel simpel in bed. In mijn bed bij opa en oma. En ook soms bij, in opa’s bed.
V: Waar wonen opa en oma?
G: In Delft.
V: Wat is er nou precies in jouw kamer gebeurd?
G: Toen ik in bed lag doet opa onder de dekens masseren. Als ik naar bed ga en dan ga ik mijn ogen dicht doen en dan masseert hij mij en daarna ook bij mijn muisje doet hij heen en weer.
V: Hoe vaak heeft opa dat gedaan dat masseren bij jouw muisje?
G: Weet ik niet meer.
V: Maar is dat één keer of is dat tien keer?
G: Niet één keer.
V: Wat heeft opa nog meer gedaan in die kamer bij jou?
G: Borsten kussen, borsten masseren. Muisje masseren.
V: Als we het nou hebben over wat er gebeurd is bij opa in het bed. Is er dan nog een keertje die je nog heel goed weet?
G: Opa ging met mij naar bed op de dag. Toen moest ik mijn broekje uittrekken. Onderbroek en dingen.
V: Hoe wist je dat, dat je dat moest doen?
G: Opa zei dat. Hij had zijn kleren uitgetrokken, alleen zijn onderbroekje aan. Toen voelde ik iets warms bij mijn muisje. Ik moet soms aan opa zijn piemel zitten en dan moet ik heen en weer gaan.
V: Ik zie dat je zo doet met je hand.
G: Met de vingers zo. Met mijn vingers.
V: Hoe weet je dan dat het zo moet, bij opa?
G: Doet opa voor bij zijn piemel.
V: En wordt er dan nog iets gezegd door opa?
G: Doe dat en eh dan ehm... En dan wil ik en dan doe ik het en daarna mag ik weer spelen op mijn tablet.
V: En als opa dat zegt, wat zeg jij dan tegen hem?
G: Ik zei dan: “Oké.” Want hij kan heel erg boos worden en dat wil ik niet.
V: Als opa heel erg boos wordt, wat zegt hij dan?
G: Je moet het doen en anders krijg je straf en zeg dat niet want anders ga ik in de gevangenis.
V: Wat je mij net vertelde over die piemel en dat je het zo voor deed. Dat opa jou dat zo had voor gedaan bij zijn eigen piemel. Hoe vaak is dat gebeurd?
G: Meer dan één keer.
V: Je had een hele goede tekening gemaakt van jouw muis, met de drie gaatjes, die tekening bedoel ik. Oké. Dus.... Vertelde jij aan mij, opa ging hier met zijn vinger. Zijn er ook nog andere plaatsen waar opa met zijn vinger was.
G: Soms hier alleen dan zei ik: “Auw, auw, auw.”
V: En dan wijs jij op dat gaatje waar de piemel in moet, wat je mij verteld hebt.
G: Ja. Alleen met zijn vinger. Maar dan deed hij dat met zijn vinger en dan deed dat auw.
V: Wat doet opa dan precies als hij jouw borstjes gaat masseren?
G: Hij doet gewoon knijpen.
3. Het proces-verbaal van getuige [slachtoffer 2] , opgemaakt op 19 juli 2023 (p. 22-38), zoals weergegeven bij de bewijsmiddelen inzake dagvaarding II, nummer 2.
Dagvaarding II
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2023221767, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 135).
1. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 4] , opgemaakt op 30 juli 2023, voor zover inhoudende (p. 10-14, 16-17 en 19):
Zij deed aangifte namens het slachtoffer [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 3]
2010.
A: Het is mijn huidige schoonvader, zij kwam daar altijd over de vloer. Er werd ook tegen haar gezegd dat zij het niet mocht zeggen. Op een gegeven moment zag ik een boekje waar haar gevoelens in stonden. Zij stond onder de douche, toen pakte ik de kans om dit boekje te lezen en daar kwam het verhaal op uit.
V: Tegen wie wil je aangifte doen?
A: [verdachte] . Ik zei eerst toen ik naar [slachtoffer 2] ging: "Is het opa?" De naam staat namelijk niet in het boekje. Toen zei ze ja.
V: Zei je opa of noemde je nog een naam?
A: Haar andere opa is overleden, dus hier heeft zij maar een opa.
V: Hoe reageerde [slachtoffer 2] ?
A: Ze was aan het huilen. Ze schrok, want zij wist niet dat ik in het boekje had
gelezen. Zij was aan het huilen toen ik vroeg of het opa was en toen zei ze overstuur
en huilend ja.
V: Wat zei ze op de waar en wanneer?
A:Het is drie keer gebeurd zei ze in totaal.
V: Heeft [slachtoffer 2] aangegeven wanneer het is begonnen?
A: Ze vertelde haar leeftijd, ze zei 9/10/11 jaar. Ze noemde die drie leeftijden. Ik
ben toen gaan terugkijken. Wij waren in 2019 voor het laatst op de camping geweest.
V: Je kwam naar boven met het boekje, hoe was [slachtoffer 2] haar emotie?
A: Ze dacht eerst waar heb je het over, toen ik verder opging over hetgeen ik had
gelezen toen zei ze meteen ja. En ze moest huilen.
2. Het proces-verbaal van getuige [slachtoffer 2] , opgemaakt op 19 juli 2023, voor zover inhoudende (p. 22-38):
A: Ik was op de camping. Ik moest met hem mee alleen het bos in om de hond uit te laten. Er mocht niemand anders mee en dat vond ik al raar. We waren in het bos en toen ging hij dingen vragen enzo en mij aanraken. Toen kwam er iemand langs en toen stopte hij gelijk. Toen hij weg was, liepen we verder en toen moest ik zijn geslachtsdeel aanraken. Ik mocht niet weg, want dan zou hij iets zeggen of doen. Toen gingen we verder het bos in en toen moest ik weer zijn geslachtsdeel aanraken. Daarna kwam mijn broertje wel en toen gingen we weer terug de camping op en toen was het klaar.
De tweede keer was ik bij hem thuis alleen. Mijn broertjes waren met mijn oma naar de winkel ofzo. Toen stond ik in de douchen want ik moest douchen. Hij vroeg als ik klaar was, of ik naar zijn kamer wilde gaan. Want hij zei dat mijn kleren daar waren en dat ik mij daar moest omkleden. Hij was daar, en hij bleef kijken. Ik zei dat hij weg moest kijken, maar dat deed hij niet. Hij kwam naar mij toe en ging weer dingen aanraken enzo. Daarna ging hij zijn broek uitdoen en toen moest ik het weer aanraken. Toen ging hij het proberen om 'het' te toen. Dat lukte niet want hij heeft iets waardoor het niet lukte. Ik weet het niet zeker, maar zoiets zei mijn moeder. Toen deed hij het wel met zijn vingers. Daarna kwamen mijn broertjes weer thuis en toen stopte dat ook.
De laatste keer was ook weer bij hun thuis. Ik ging toen bij hun slapen. Toen iedereen lag te slapen. Ik ging later naar bed en hij bracht mij naar bed. Hij ging het toen weer met zijn vingers doen, toen iedereen lag te slapen. Ik mocht niets zeggen, anders zou iedereen wakker worden. Daarna was het klaar.
V: Je hebt het over hij, wie is hij?
A: De vader van mijn moeders vriend.
V: Hoe heet hij?
A: hij heet [verdachte] .
V: Waar woont [verdachte] ?
A: In Delft.
V: Weet je wanneer de eerste keer was?
A: In de zomervakantie 2019 denk ik.
V: Waar ging opa [verdachte] jou aanraken?
A: Op mijn borst en verder naar onderen, bij mijn geslachtsdeel.
V: Wil je het anders opschrijven?
A: Ja.
O: De getuige schrijft 'vagina' op.
V: Waarmee ging Opa [verdachte] jouw borst en vagina aanraken?
A: Met zijn handen.
V: Hoe lang duurt dat dat Opa [verdachte] aan je borsten en je vagina zit?
A: Een paar minuten.
V: Wat doet hij dan met zijn hand als hij aan je borsten en je vagina zit?
A: Bij mijn borst ging hij knijpen. Hij ging mijn hand pakken en deed hem in zijn onderbroek. Ik moest dat aanraken. Hij deed zijn broek los en pakte mijn hand en deed hem in zijn onderbroek.
V: Wat bedoel je met [verdachte] zijn geslachtsdeel? Je kan het opschrijven.
O: De getuige schrijft op 'piemel'.
V: Als jouw hand op opa [verdachte] zijn piemel ligt, waar is dan opa zijn hand?
A: Op mijn hand.
V: Wat doet Opa [verdachte] met die hand?
A: Tegenhouden dat ik niet weg kan.
V: Hij hield jouw hand dus tegen?
A: Ja.
V: Wat deed je om weg te komen?
A: Ik probeerde mijn hand weg te trekken, maar dat lukte niet. Hij had mijn hand vast.
V: Je hebt het over de piemel van Opa, je hand lag op de piemel. Hoe voelde de piemel van opa?
A: Normaal. Hij was niet hard ofzo.
V: Je zei; 'Ik mocht niet weg anders zou hij iets zeggen of doen’. Wat zei hij precies?
A: Dat er consequenties zouden komen.
V: Hoe oud was je in de zomer van 2019?
A: Ik was toen 9 jaar oud. Ik ben [geboortedatum 3] jarig.
V: Je hebt het over de 2e keer was bij opa [verdachte] thuis. Weet je nog wanneer die keer was?
A: Het was niet een hele tijd later. Het was na die zomervakantie van 2019, toen het nieuwe schooljaar begon. Het was aan het begin van het schooljaar. Opa zei dat ik moest douchen.
V: Je zegt; 'Hij zei dat mijn kleren daar waren en dat ik me daar moest omkleden'.
A: Ik ging kijken door een kiertje van de douchedeur en toen zag ik dat opa met mijn kleren naar zijn slaapkamer liep.
V: Wat heb je aan als je uit de douche komt?
A: Niks.
V: Dan ben je dus bloot?
A: Ja.
V: Je zegt; 'dat hij je dan weer gaat aanraken'. Waar gaat hij je dan aanraken?
A: Bij mijn borst en bij mijn geslachtsdeel.
V: Waarmee raakt hij je dan aan?
A: Met zijn handen.
V: Als hij met zijn handen aan je borst zit, wat doet hij dan met je borst?
A: Knijpen gewoon. In alle twee mijn borsten.
A: Hij ging met zijn handen naar onderen.
V: Je zegt, hij zit aan je vagina. Wat doet hij daar?
A: Met zijn vingers.
V: Wat doet hij met zijn vingers?
O: De getuige schrijft op 'vingeren'.
V: Opa ging met zijn vingers jou vingeren?
A: Ja. Met zijn vingers erin. In mijn geslachtsdeel.
V: Met hoeveel vingers deed je het dan?
A: Hij probeerde met 2, maar deed het met 1 vinger. Dat voelde ik. Dat zijn vinger erin zit.
V: Je zei; 'Toen moest ik het weer aanraken', wat moest je aanraken?
A: Zijn geslachtsdeel.
V: Hoe wist je dat je dat moest doen?
A: Hij zei dat.
V: Hoe gaat dat dan?
A: Ik wilde het niet aanraken en ik zei. Ik doe het niet. Toen pakte hij mijn hand en
toen moest ik het aanraken. Ik moest hem bewegen.
V: Hoe moest je hem vasthouden?
O: De getuige maakt een beweging alsof ze een flesje water vast heeft. Met de vingers om het flesje heen.
V: Waar is de hand van opa [verdachte] ?
A: Ook op mijn hand zodat ik niet weg kon.
V: Je zei dat er nog iets was gebeurd. 'Dat hij ook nog probeerde om het té dóén'. Wat bedoel je daarmee.
A: Dat hij met zijn geslachtsdeel in mijn geslachtsdeel probeerde te doen.
V: Hoe probeerde opa [verdachte] dat dan om zijn geslachtsdeel in jouw geslachtsdeel te
doen?
A: Hij deed zijn geslachtsdeel tegen mijn geslachtsdeel aan en hij probeerde hem erin te doen, maar dat lukte niet.
V: Hoe ver is [verdachte] met zijn geslachtsdeel in jou geslachtsdeel gekomen?
A: Hij zat er bijna in, maar hij kwam niet verder, want het gat was nog niet zo groot
bij mij. Hij zat er wel tegenaan, maar hij kwam er niet in.
V: Waar zat hij dan tegenaan?
A: Tegen mijn geslachtsdeel.
V: Is, dat dan aan de buitenkant, de binnenkant van de vagina of anders?
A: Een beetje aan de buitenkant, maar ook een beetje aan de binnenkant.
V: Het lukt niet. Hoe weet opa dat het niet lukte?
A: Hij zei dat hij er niet in kwam en dat zijn geslachtsdeel nog te groot was.
V: Je zei ook; 'hij krijgt hem niet stijf'. Wat bedoel je daarmee?
A: Zijn geslachtsdeel.
V: Hoe weet je, dat hij hem niet stijf kreeg.
A: Dat zei opa zelf ook.
V: Hoe oud was je de laatste keer?
A: Ik denk dat ik toen 11 of 12 jaar oud was. Mijn moeder zei dat het tot 2022 was dat ik bij opa en oma ging logeren. Opa zei; 'ik breng jou wel naar bed'. Opa is toen met zijn handen onder de dekens gegaan. Hij doet zijn hand onder de dekens en hij gaat dingen aanraken. Hij gaat weer met zijn vingers hetzelfde doen als de tweede keer.
V: Waar raakt hij je dan aan?
A: Bij mijn geslachtsdeel. Hij ging mij vingeren.
V: Met hoeveel vingers doet hij dat dan?
A: Met een.
V: Als zijn vinger in je geslachtsdeel zit, wat doet die vinger dan?
A: Bewegen.
V: Hoe beweegt hij dan?
A: De hele tijd erin en eruit.
V: Je zei; 'ik mocht niets zeggen'. Hoe weet jij dat?
A: Hij zei dat ik niets tegen oma mocht zeggen, anders zou er weer gezeik met oma
komen.
V: Aan wie heb je het allemaal verteld?
A: Alleen aan mijn vriendin [naam 1]
V: Wanneer heb je dat aan haar verteld?
A: Toen ik in groep 8 zat. Ik was toen 11 a 12 jaar oud.
3. Het proces-verbaal van getuige [naam 1] , opgemaakt op 18 november 2023, voor zover inhoudende (p. 46-48):
V: Wat is je relatie tot [slachtoffer 2] ?
A: Het is mijn beste vriendin. Ze vertelde mij in groep zes dat die dingen gebeurden bij haar opa. Ze vertelde dat wanneer zij daar was zij binnen moest blijven en dat haar broertje naar buiten was. Zij vertelde dat hij binnen wilde komen als ze stond te douchen en dat hij met zijn vingers er in ging.
V: Waar waren jullie toen [slachtoffer 2] het vertelde?
A: Op school in de pauze, op het schoolplein.
0: Bij het voorlezen van de verklaring vertelt [naam 1] dat zij er serieus over was en
het een serieus gesprek was.
V: Je vertelde iets over vingers, wat bedoelde je daarmee?
A: Hij deed zijn vingers in haar vagina, in de onderkant. Ik zei dat zij het tegen
haar ouders moest vertellen, maar dat wilde zij niet. Zij wilde niet dat er iets met
hem zou gebeuren, zoals naar de gevangenis.
V: Waar gebeurde dat hij zijn vingers in de vagina deed?
A: Als het goed is bij hem thuis.
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 18 juli 2023, voor zover inhoudende (p. 68-72):
Ik, verbalisant, heb het dagboek gelezen en de relevante pagina's die betrekking
hebben op seksuele handelingen zijn door mij, hieronder weergegeven.
De verwijzing naar het paginanummer betreft de verwijzing naar het door mij
aangebrachte paginanummer.
pagina 06:
en wat je
helemaal niet weet is
dat ik ook verkr8
ben, JA VERKRA8
en dat ja is 100%
pagina 10:
nog even over dat
ik verk8 ben, ja het is
echt waar maar ik heb het
jullie niet verteld want ik
wou niet dat er een heel gedoe
kwam, maar als ik vertel
wie het was gaan jullie
me sws niet geloven
maar ik geef jullie wel info
wanneer:? toen ik 11 of 10 was
waar: bij hem thuis, op de camping
hoe: oke als 1ste bij
hem thuis, oke ik was
alleen thuis met hem en
de andere persoon die
daar ook woont was naar
de winkel en ik bleef daar
slapen, dus ik moest
daar douchen
pagina 11:
dus ik ging daar douchen:
en hij kwam naar boven
toe en stond bij de deur
en vroeg of het lukte en
ik zei ja en ik wist niet
dat hij door het kiertje
keek, even later zei
hij: kom je je zo omkleden
in mijn slaapkamer, en
ik dacht gewoon dat hij
beneden was en er niet
zal zijn maar hij was er
hij zag mij en zei dat
ik op het bed moest gaan
zitten en hij zei dat
hij mij ging aankleden
en dat was al kapot
raar en hij zat de hele
tijd aan m'n lichaam.
hij zat aan m'n benen
buik armen en mn
je weet wel en hij
deed iets met zn
pagina 12:
vinger ofzo en vroeg of
ik het lekker vond en ik
zei nee en hij pakte
m'n hand en deed m'n
hand bij z'n je weet wel
en hij zei als 2 vingers
in jou ... kunnen
dan kan m'n .. .
er ook in en ik wou
weg maar hij had me
vast en zei blijf
liggen of er komen
consuquinsies (weet niet hoe je het schrijft)
dus ik mocht niks
doen en toen
probeerde hij zijn ...
in m'n ... te doen
en hij had dat 4x
gedaan maar gelukkig
dat ik toen nog
niet ongesteld was
en hij had nog meer
gedaan.
pagina 13:
oke en op de camping
we gingen met hun
naar de camping en hij wou
wandelen in het bos met
de hond en ik ging mee
want ik wou met de honden
mee en toen waren we
in een best dicht
gebied daar met bomen
en hij vroeg of ik het
nog een X wou proberen.
en ik zei nee maar
hij deed het toch, hij duwde
me tegen een boom aan en
probeerden m'n kleding uit
te doen maar er toen
kwam er iemand langs
dus hij stopte toen
maar even later pakte
hij m'n hand weer
en deed hem weer bij
zn ... en hij zei
Wat denk je dat dit is?
pagina 14:
en ik zei toen niks
terug en toen ging
hij me weer aanraken
enz maar toen
moesten we eten dus
ik had zoveel geluk
en dat is eig waarom
ik er niet zo vaak
heen wil
weet je al wie het is?
en als je me niet
gelooft geloof je het NIET
maar dit schrijf ik niet
allemaal zo maar op
en hij had nog meer
gedaan maar dat is
een beetje lang