Op 4 maart 2025 heeft de minister van Asiel en Migratie de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat België verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek, samen met het beroep, op 28 april 2025 op zitting behandeld, waarbij zowel verzoeker als de minister zich hebben laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Na sluiting van het onderzoek heeft de rechtbank op 7 mei 2025 uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat een voorlopige voorziening niet meer nodig is, omdat de rechtbank uitspraak heeft gedaan op het beroep. Het verzoek om voorlopige voorziening is daarom afgewezen. Tevens heeft de voorzieningenrechter de minister veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 907,-, op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Tesfai, in aanwezigheid van griffier mr. S. Strating, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.