ECLI:NL:RBDHA:2025:7810

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 mei 2025
Publicatiedatum
7 mei 2025
Zaaknummer
NL25.19337
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige bewaring van eiser ter fine van overdracht aan Roemenië na niet rechtsgeldig verlengde overdrachtstermijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 mei 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een eiser ter fine van overdracht aan Roemenië. De eiser was op 23 april 2025 in bewaring gesteld op basis van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Kort voor de zitting op 6 mei 2025 heeft de rechtbank in een parallelle Dublinprocedure geoordeeld dat de overdrachtstermijn niet rechtsgeldig was verlengd en dat deze op 5 februari 2025 was verstreken. Dit leidde tot de conclusie dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was, aangezien de bewaringsrechter het overdrachtsbesluit niet inhoudelijk mag beoordelen zonder dat er tegelijkertijd beroep tegen het besluit is ingesteld.

De rechtbank heeft de behandeling van de zitting kort geschorst om verweerder de gelegenheid te geven om de reden van de opheffing van de maatregel te verduidelijken. Verweerder heeft aangegeven dat de maatregel was opgeheven omdat hoger beroep zou worden ingesteld tegen de uitspraak in de Dublinprocedure, en dat het niet gerechtvaardigd was om de eiser in bewaring te houden gedurende de verwachte duur van de hoger beroepsprocedure.

De rechtbank heeft het beroep van de eiser gegrond verklaard, de maatregel opgeheven en de invrijheidstelling gelast. Tevens is de Staat der Nederlanden veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 1.500,- aan de eiser, en zijn de proceskosten van de eiser vastgesteld op € 1.814,00. De uitspraak is gedaan door mr. S. van Lokven, rechter, en is openbaar gemaakt op 7 mei 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.19337

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [V-nummer], eiser,

geboren op [geboortedatum] 1977, nationaliteit onbekend,
(gemachtigde: mr. F. Boone),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. G. Cambier).

Procesverloop

Verweerder heeft eiser op 23 april 2025 in bewaring gesteld op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen de oplegging van de maatregel, welk beroep tevens wordt aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 6 mei 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft eiser in bewaring gesteld ter fine van overdracht aan Roemenië op grond van Verordening 604/2013. Deze feitelijke overdracht is voorzien op 8 mei 2025. Verweerder heeft om het significante onttrekkingsrisico te onderbouwen 3 zogenoemde zware gronden en 3 zogenoemde lichte gronden opgevoerd.
2. Tijdens het onderzoek ter zitting heeft verweerder aangegeven dat kort voor aanvang van de behandeling ter zitting de maatregel is opgeheven. De rechtbank heeft de behandeling van de zitting kort geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen om na te gaan wat de reden is van de opheffing en of verweerder de maatregel van aanvang af onrechtmatig acht en dan ook schadevergoeding en vergoeding van de proceskosten aanbiedt. Verweerder heeft na hervatting van het onderzoek ter zitting toegelicht dat deze rechtbank en zittingsplaats kort voor aanvang van de zitting uitspraak heeft gedaan in de Dublinprocedure en heeft geoordeeld dat verweerder de overdrachtstermijn niet rechtsgeldig heeft verlengd en de overdrachtstermijn is verstreken op 5 februari 2025. Verweerder heeft desgevraagd aangegeven dat dit niet betekent dat de asielaanvraag van eiser in de nationale procedure wordt behandeld. Verweerder heeft de maatregel opgeheven omdat verweerder hoger beroep zal instellen tegen de uitspraak van de rechtbank in de Dublinprocedure en het gelet op de te verwachten duur van de hoger beroepsprocedure niet gerechtvaardigd is om eiser al die tijd in bewaring te houden.
3. Eiser heeft zich onder meer op het standpunt gesteld dat de uitspraak van de rechtbank moet worden gevolgd en dat dit betekent dat de maatregel van aanvang af onrechtmatig is geweest.
4. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en motiveert dit als volgt.
5. Verweerder heeft eiser in bewaring gesteld ter fine van overdracht aan Roemenië. Indien deze overdracht niet kan plaatsvinden, kan het met de maatregel beoogde doel niet worden bereikt en is de maatregel dus onrechtmatig. Op grond van Afdelingsjurisprudentie mag de bewaringsrechter het overdrachtsbesluit niet inhoudelijk beoordelen en ook niet nagaan of de uiterste overdrachtstermijn is verstreken en/of rechtsgeldig is verlengd als niet tegelijkertijd beroep tegen het overdrachtsbesluit is ingesteld. In de onderhavige procedure volgt evenwel uit de uitspraak van de rechtbank van 6 mei 2025 dat de overdrachtstermijn is verstreken op 5 februari 2025 (NL25.6087, niet gepubliceerd). De rechtbank beoordeelt dit dus niet zelf in de onderhavige procedure. De rechtbank dient vanzelfsprekend uit te gaan van de uitspraak van de rechtbank over het overdrachtsbesluit. Dat verweerder heeft aangegeven hoger beroep in te zullen stellen maakt dit niet anders. Dit betekent dat op het moment dat eiser in bewaring werd gesteld om de overdracht aan Roemenië te bewerkstelligen, het overdrachtsbesluit niet meer kon worden geëffectueerd. De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat de bewaring nimmer heeft kunnen strekken tot het uitvoeren van de overdracht en dus van aanvang af onrechtmatig is geweest.
6. De rechtbank brengt eiser in aanmerking voor schadevergoeding en zal daarbij de standaardmatig gehanteerde bedragen toekennen. De rechtbank zal ook een proceskostenveroordeling uitspreken en ook daarbij de gebruikelijke punten en bedragen hanteren.
7. In het dossier is nog geen M113 toegevoegd. De rechtbank zal daarom de opheffing van de maatregel bevelen en de invrijheidstelling van eiser gelasten. De rechtbank zal de dag van de uitspraak betrekken bij het bepalen van de hoogte van de schadevergoeding omdat de rechtbank op grond van het dossier niet kan vaststellen dat eiser op 6 mei 2025 feitelijk in vrijheid is gesteld.
8. Beslist wordt als volgt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt de onmiddellijke opheffing van de maatregel;
- gelast de onmiddellijke invrijheidstelling van eiser;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 1.500,- te betalen door de griffier en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. van Lokven, rechter, in aanwezigheid van mr. M.P.A. Jacobs - van Wijlick, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 07 mei 2025.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.