ECLI:NL:RBDHA:2025:7792
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuurlijke boetes opgelegd aan onderneming voor short-stay verhuur zonder vergunning
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 10 april 2025, in de zaak tussen [eiseres] B.V. en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, werd het beroep van eiseres tegen de oplegging van twee bestuurlijke boetes van in totaal € 20.000,- ongegrond verklaard. Eiseres, een onderneming die zich bezighoudt met het verhuren van woonruimte, had zonder de benodigde vergunning woningen aan toeristen verhuurd. De rechtbank oordeelde dat de boetes terecht waren opgelegd, aangezien eiseres de woningen had onttrokken aan de woningvoorraad, wat in strijd is met artikel 21 van de Huisvestingswet. Eiseres voerde aan dat zij in de veronderstelling verkeerde dat tijdelijke verhuur voor 30 dagen per jaar mogelijk was, maar de rechtbank oordeelde dat dit geen grond was voor matiging van de boetes. Wel werd verweerder veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 1.000,- aan eiseres vanwege de schending van de redelijke termijn in de procedure, zoals bedoeld in artikel 6 van het EVRM. De rechtbank benadrukte dat de redelijke termijn was overschreden, maar dat de behandeling van het beroep zelf niet te lang had geduurd. De uitspraak bevestigt de bevoegdheid van de gemeente om bestuurlijke boetes op te leggen bij overtredingen van de Huisvestingswet.