Uitspraak
[handelsnaam 1], te [woonplaats 1], gemeente [gemeente],
[naam, sub 1], handelend onder de namen
[handelsnaam 2]en
[handelsnaam 3], te [woonplaats 2],
2.
[bedrijfsnaam 2] B.V.te Den Haag,
3.
[bedrijfsnaam 3] B.V.te Den Haag,
[handelsnaam 2]en
[handelsnaam 3], te [woonplaats 2],
eiser,
1.Inleiding: waar gaat deze zaak over?
2.De procedure
- de dagvaarding van 18 maart 2024, met producties 1 tot en met 17 en de nadere beslagstukken;
- de conclusie van antwoord, tevens houdende vordering in (voorwaardelijke) reconventie en incidentele vordering tot vrijwaring, met producties 1 tot en met 10;
- de conclusie van antwoord in incident;
- het vonnis in incident van 3 juli 2024, waarbij het [naam, sub 1] c.s. is toegestaan om [handelsnaam 1] B.V. in vrijwaring op te roepen;
- de conclusie van antwoord in reconventie, met producties 18 tot en met 21;
- het tussenvonnis van 23 oktober 2024, waarin een mondelinge behandeling is bevolen.
- de dagvaarding in vrijwaring van 6 augustus 2024, met producties 1 tot en met 4;
- de conclusie van antwoord in vrijwaring, met producties 1 en 2;
- het tussenvonnis van 23 oktober 2024, waarin een mondelinge behandeling is bevolen.
3.De feiten
Ik betwist de vorderingen. (…) Ik ben van mening dat er geen overeenkomst bestaat en dat de facturen ongeldig zijn. Als u van mening bent dat er wel een koopovereenkomst tussen ons is gesloten, verzoek ik u om gemotiveerd en gedocumenteerd aan te tonen op grond waarvan ik deze vordering moet voldoen. Ik verzoek u in het bijzonder de overeenkomst toe te sturen, waaruit blijkt dat ik ben ingestemd met de koopovereenkomst.”
4.Het geschil
5.De beoordeling
“kees kun je nog wat betekenen met de levering v d bmax 300, de huidige importeur, is ook niet meer als een doorgeefluik (…), dan kun jij ze ook wel voor me/ons importeren.”Uit deze e-mail blijkt niet dat uitdrukkelijk is afgesproken dat sprake moest zijn van Elmec ketels afkomstig van de fabrikant in Italië. [naam 1] heeft dit ook niet met andere stukken onderbouwd. [naam, sub 1] heeft juist naar voren gebracht dat [naam 1] wist dat hij de B-Max ketels heeft ingekocht bij de fabrikant Celsius Plussz in Hongarije. [naam 1] heeft dit onvoldoende gemotiveerd betwist. De rechtbank gaat er dus van uit dat [naam 1] wist dat de ketels bij Celsius Plussz waren ingekocht (en dat het dus geen Elmec-ketels waren). Uit de stellingen van zowel [naam 1] als [naam, sub 1] volgt verder dat bij de aflevering bleek dat de betreffende ketels niet waren voorzien van een zogenaamd typeplaatje (wat kennelijk bij eerdere afleveringen wel het geval was geweest). [naam 1] heeft de ketels echter na overleg met [naam, sub 1] als zodanig, zonder typeplaatje, geaccepteerd en ook doorverkocht en verhuurd aan zijn klanten. Bij deze stand van zaken kan [naam 1] zich er achteraf niet op beroepen dat de afgeleverde ketels niet aan de overeenkomst hebben beantwoord. Dat nadien is gebleken dat voor deze ketels geen RVO-subsidie werd verleend, maakt het voorgaande niet anders. Dit is een verkeerde inschatting geweest van beide partijen, die niet alleen op [naam, sub 1] kan worden afgewenteld. Onder deze omstandigheden slaagt het beroep van [naam 1] op non-conformiteit niet. Van een toerekenbare tekortkoming van [naam, sub 1] is dan ook geen sprake.
€ 15.538,46 in totaal, bestaande uit:
- € 2.946 voor betaald griffierecht (voor zowel de beslagrekesten als de bodemprocedure),
- € 135,97 voor kosten dagvaardingsexploot,
- € 1.772,49 voor kosten beslagexploten,
- € 10.506 voor forfaitair salaris advocaat, uitgaande van 3 punten x tarief VII ad € 3.502 (waaronder 1 punt voor het beslag),
- € 178 voor nakosten (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing),
€ 3.602 in totaal, bestaande uit de volgende posten:
- € 3.502 aan salaris advocaat (2 punten x tarief VII ad € 3.502 x 0,5 gelet op de samenhang tussen het geschil in conventie en in reconventie),
- € 100 aan nakosten (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing).
€ 6.795 in totaal(het door [handelsnaam 1] B.V. betaalde griffierecht van € 6.617 en nakosten van € 178). Gelet op de samenhang tussen de hoofdzaak en de vrijwaringszaak ziet de rechtbank geen aanleiding om in de vrijwaringszaak verdere advocaatkosten in de proceskostenveroordeling mee te nemen.