10.1.Het is vaste rechtspraak dat een door Bureau Documenten opgestelde verklaring een deskundigenadvies is.2 De minister mag er in beginsel van uitgaan dat een verklaring van onderzoek van Bureau Documenten op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Als een partij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolge redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag de minister niet zonder nadere motivering op het advies afgaan. Zo nodig vaagt de minister Bureau Documenten om een reactie op wat de betrokkene over het advies heeft aangevoerd.3
11. De rechtbank overweegt het volgende. Vanwege het ontbreken van vergelijkingsmateriaal heeft Bureau Documenten geen uitspraak kunnen doen over de echtheid, de opmaak en de afgifte van de documenten en of de documenten inhoudelijk juist zijn. Bureau Documenten heeft dus niet vastgesteld dat de documenten authentiek zijn en ook niet vastgesteld of deze vals of vervalst zijn of niet. De bevindingen van Bureau Documenten zijn duidelijk en de conclusies sluiten aan de bij de bevindingen. Dat eiser geen inzicht heeft in de hoeveelheid beschikbaar vergelijkingsmateriaal en of dit materiaal op relevante punten overeenkomsten vertoont met de door hem aangeleverde documenten, vormt geen aanknopingspunt om te twijfelen aan de juistheid of de volledigheid van het onderzoeksresultaat. De minister mocht daarom uitgaan van het onderzoek van Bureau Documenten. Er is dus geen sprake van een situatie waarbij de minister nadere invulling had moeten geven aan de vergewisplicht.
12. Verder overweegt de rechtbank dat eiser, hoewel hij de documenten nog niet heeft teruggekregen voor een contra-expertise, niet in zijn belangen is geschaad. Ter zitting heeft de minister erkend dat er iets mis is gegaan met de teruggave van de documenten. Toch heeft de minister kunnen stellen dat eiser hierdoor niet in zijn belangen is geschaad, aangezien de minister wel is uitgegaan van de inhoud van de documenten. De door eiser geuite problemen met de Kirgizische autoriteiten worden echter, met inachtneming van de inhoud van de documenten, niet als geloofwaardig beschouwd. Omdat de minister uitgaat van de inhoud van de documenten, is eiser niet in zijn belangen geschaad en is de vraag of Bureau Documenten ook onderzoek heeft gedaan naar de enveloppen niet relevant.
Beoordeling relevante stukken
13. Eiser stelt dat de minister niet alle relevante documenten heeft meegenomen in de beoordeling van de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas en het risico dat hij loopt bij terugkeer. Zo heeft de minister het expertrapport van professor [A] en de e-mail van professor [B] niet in de beoordeling betrokken. Ook heeft de minister de brief van de Kirgizische Military Prosecutors Office onjuist geïnterpreteerd. De minister merkt deze brief aan als afkomstig van het openbaar ministerie, maar dat klopt niet. Daarnaast is het Military Prosecutors Office niet bevoegd om politieagenten (zoals eiser destijds was in Kirgizie) te vervolgen. Eiser voert verder aan dat de minister zijn verklaringen tijdens het gehoor van 26 juli 2023 niet heeft meegenomen, en ook de WhatsApp-gesprekken niet als ondersteunend bewijs heeft meegenomen in de beoordeling.
14. De rechtbank oordeelt dat de minister ter zitting terecht heeft gesteld dat eiser met de aangehaalde stukken niet voldoende heeft onderbouwd dat hij bij terugkeer naar Kirgizië een persoonlijk risico loopt op problemen met de autoriteiten. De minister heeft daarbij terecht opgemerkt dat de e-mail van professor [B] spreekt van een verhoogd risico op ernstige schade als eiser namen heeft genoemd in zijn brieven aan de autoriteiten, maar dat dit niet betekent dat er in het geval van eiser ook een reëel risico is. Daarbij heeft de minister erop gewezen dat eiser in het gehoor heeft verklaard dat hij namen heeft genoemd in zijn klacht gericht aan het openbare ministerie, via de organisatie Golos Svobody.4 In de correcties en aanvullingen heeft eiser aangevuld dat hij hiermee bedoelt dat hij in de communicatie met mensenrechtenorganisaties de namen van de agenten heeft genoemd en dat die namen ook zijn genoemd in de verzoeken die deze organisaties namens eiser hebben gedaan. Van deze correspondentie heeft eiser geen documenten overgelegd. De minister heeft zich dan ook op het standpunt kunnen stellen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een reëel risico loopt omdat hij namen van agenten zou hebben genoemd. Ook heeft de minister terecht vastgesteld dat uit de overgelegde documenten niet blijkt dat eiser strafrechtelijk wordt vervolgd. Dat de minister de brief van het Kirgizische Military Prosecutors Office volgens eiser ten onrechte aanmerkt als een brief van het openbaar ministerie neemt niet weg dat uit deze brief blijkt dat er geen strafrechtelijke procedure is gestart door het Military Prosecutors Office. De minister heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij strafrechtelijk wordt vervolgd. Verder heeft de minister ter zitting benadrukt dat de Whatsapp-gesprekken wel zijn betrokken in het bestreden besluit.5 Hiertoe heeft de minister zich in het besluit en het daarin ingelaste voornemen op het standpunt gesteld dat de Whatsapp-gesprekken tussen eiser, zijn moeder en zijn broer over dat zijn moeder op 26 juni 2023 zou zijn gehoord door de Kirgizische autoriteiten geen objectief bewijs zijn en dat deze gesprekken, ook in combinatie met de overige overgelegde documenten, niet aannemelijk maken dat eiser problemen heeft met de Kirgizische autoriteiten. Over het expertrapport van professor [A] merkt de rechtbank op dat eiser tijdens het gehoor heeft verklaard dat hij hiermee zijn herkomst en etniciteit wil onderbouwen. Aangezien de minister de nationaliteit, herkomst en identiteit van eiser geloofwaardig heeft bevonden, hoefde de minister in het bestreden besluit niet in te gaan op dat rapport.
Problemen wegens activiteiten op social media
15. Eiser stelt dat hij door de Kirgizische autoriteiten wordt gemonitord vanwege zijn activiteiten op social media. Hij voert aan dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met de risico’s die daaruit voortvloeien bij terugkeer naar Kirgizië.
16. De rechtbank is van oordeel dat de minister niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht dat eiser bij terugkeer naar Kirgizië problemen met de autoriteiten zal ondervinden wegens activiteiten op social media. De minister heeft hierbij kunnen betrekken dat eiser niet met documenten aannemelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijk berichten heeft geplaatst op social media. Eiser heeft voldoende tijd gehad om dit standpunt met documenten te onderbouwen, maar heeft dit nagelaten. De enkele stelling dat eiser wel berichten heeft geplaatst is onvoldoende. Verder heeft de minister ter zitting benadrukt dat in het bestreden besluit is overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de negatieve belangstelling staat van de Kirgizische autoriteiten en gemonitord wordt. Daarbij heeft de minister ter zitting terecht opgemerkt dat uit de door eiser aangehaalde bronnen blijkt dat monitoring een mogelijkheid is wanneer men zich negatief uitlaat op social media over de Kirgizische autoriteiten. Omdat eiser niet heeft onderbouwd dat hij berichten heeft gepost op social media, heeft hij ook niet aannemelijk gemaakt dat hij wordt gemonitord.
Daarbij heeft de minister ook erop gewezen dat eiser heeft verklaard dat zijn familie sinds de eerste asielaanvraag geen problemen hebben ondervonden. De minister heeft kunnen stellen dat eiser niet heeft voldaan aan het individualiseringsvereiste en niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de negatieve belangstelling staat van de Kirgizische autoriteiten.
17. Gelet op al het voorgaande heeft de minister afdoende gemotiveerd dat eiser de door hem gestelde problemen met de Kirgizische autoriteiten niet aannemelijk heeft gemaakt. De minister hoeft eiser daarom ook geen voordeel van de twijfel te geven in de zin van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c, van de Vw.