ECLI:NL:RBDHA:2025:761

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 januari 2025
Publicatiedatum
23 januari 2025
Zaaknummer
C/09/677301 KG ZA 24-1176
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over toedeling van de woning na ontbinding geregistreerd partnerschap

In deze zaak, die op 20 januari 2025 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een man en een vrouw die in 2009 een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan. Na de ontbinding van dit partnerschap is er een geschil ontstaan over de toedeling van de gezamenlijke woning. De vrouw heeft de rechtbank verzocht om te bepalen dat zij de woning kan financieren, terwijl de man vordert dat hij ook de mogelijkheid krijgt om de woning over te nemen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vrouw binnen de gestelde termijn van vier maanden niet in staat was om definitief aan te tonen dat zij de woning kon financieren, maar dat dit niet aan haar te wijten was. De man had geen akkoord gegeven op de concept-akte van verdeling en had de vrouw in de weg gestaan om tijdig de benodigde documenten te verkrijgen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vrouw voldoende heeft aangetoond dat zij de woning kan financieren en heeft de vordering van de man afgewezen. In reconventie heeft de vrouw vorderingen ingesteld tegen de man, waaronder de verplichting om zijn medewerking te verlenen aan de overdracht van de woning. De voorzieningenrechter heeft deze vorderingen toegewezen, met de bepaling dat de man binnen een week zijn medewerking moet verlenen aan de levering van de woning aan de vrouw.

Uitspraak

vastRechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/677301 KG ZA 24-1176
Vonnis in kort geding van 20 januari 2025
in de zaak van
[de man]te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. A. Bouwmeester te Amsterdam,
tegen:
[de vrouw]te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. T. Ertekin te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘de man’ en ‘de vrouw’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de conclusie van antwoord, teven eis in reconventie met producties;
- de door de man overgelegde nadere producties;
- de op 6 januari 2025 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door de man pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Tijdens de zitting is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten in conventie en in reconventie

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Partijen zijn in 2009 een geregistreerd partnerschap aangegaan in gemeenschap van goederen. Zij zijn samen de ouders van drie nog minderjarige kinderen. Bij beschikking van 1 augustus 2004 (hierna: de beschikking) is in de bodemprocedure de ontbinding van het geregistreerd partnerschap uitgesproken, de hoofdverblijf van de kinderen vastgesteld bij de vrouw, bepaald wanneer de kinderen bij de man verblijven en een door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie vastgesteld. Ook is hierin de verdeling van de gemeenschap vastgesteld, alsmede de onderlinge draagplicht van de tot die gemeenschap behorende gemeenschapsschulden. De beschikking is op 2 december 2024 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Tot de gemeenschap van partijen behoort onder meer de woning aan de [adres] te ( [postcode] ) [plaatsnaam] (hierna: de woning). In de beschikking is ten aanzien van de woning en de daaraan verbonden hypothecaire geldleningen beslist dat partijen het zogenoemde spoorboekje moeten volgen zoals opgenomen in de overwegingen van de beschikking. Daaruit staat, verkort weergegeven, vermeld dat:
  • partijen het eens zijn over de waarde van de woning van € 495.000,- en de toedeling van de aan de woning gekoppelde kapitaalverzekering aan de partij die de woning krijgt toegedeeld;
  • de vrouw vier maanden de tijd krijgt om aan te tonen of zij in staat is de woning te financieren en de man te doen ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid ten aanzien van de hypothecaire geldlening. Indien de vrouw daarin slaagt, dient zij de helft van de overwaarde (waarde woning plus waarde kapitaalverzekering minus hypothecaire schuld) aan de man te voldoen en dient zij de kosten in verband met de toedeling van de woning aan haar te dragen;
  • indien de vrouw er niet in slaagt de woning te financieren, de man in de gelegenheid wordt gesteld de woning over te nemen onder dezelfde voorwaarden als voor de vrouw in de beschikking uiteen zijn gezet. De man krijgt daarvoor twee maanden de tijd, nadat duidelijk is geworden dat de vrouw niet in staat is de woning te financieren of de hiervoor genoemde vier maanden zijn verstreken.
2.3.
Aegon heeft de vrouw op 1 november 2024 een renteaanbod gedaan op basis van de door de vrouw aangeleverde gegevens met daarbij een voorlopig aanbod van het te lenen bedrag, waarmee de huidige lening wordt afgelost. De vrouw heeft de akkoordverklaring met dat renteaanbod op 8 november 2024 ondertekend. Op 10 november 2024 heeft de vrouw de man bericht dat de financiering rond is. Zij heeft daarbij onder meer verwezen naar de door de notaris aan beide partijen toegezonden concept-akte van verdeling en verklaard dat zij voor de completering van die akte de bij de mail gevoegde geactualiseerde vermogensopstelling aan de notaris zal zenden. De man heeft de notaris op 11 november 2024 bericht dat hij niet akkoord is met de akte van verdeling omdat daarin niet alle gegevens zijn ingevuld en omdat hij geen stukken heeft gezien waaruit blijkt dat de vrouw de woning kan financieren.
2.4.
De vrouw heeft na ontvangst van de inschrijving van de beschikking in de registers van de burgerlijke stand, het bewijs daarvan en een recente werkgeversverklaring naar Aegon gezonden, waarna Aegon de vrouw op 13 december 2024 een bindend aanbod heeft gedaan voor een nieuwe lening voor de woning, met aflossing van de bestaande lening. De vrouw heeft dit aanbod op 15 december 2024 ondertekend. De bemiddelaar van de vrouw heeft op 16 december 2024 aan de vrouw bericht dat de hypotheek helemaal rond is, dat de geldverstrekker de notaris heeft geïnformeerd over het akkoord en dat er een afspraak met de notaris kan worden gemaakt. De vrouw heeft de man op 30 december 2024 bericht dat de notaris haar heeft gemeld dat de stukken compleet zijn en dat er een passeerafspraak kan worden gemaakt. Op het verzoek van de vrouw aan de man om aan te geven of hij akkoord is met het passeren van de akte van verdeling, heeft de man bericht dat hij niets heeft ontvangen waaruit blijkt dat de vrouw de woning kan financieren, zodat hij daartoe nu in de gelegenheid moet worden gesteld.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
De man vordert, zakelijk weergegeven, om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
te bepalen dat de man net zoals de vrouw een termijn van vier maanden heeft vanaf 2 december 2024 om aan te tonen dat hij de toedeling van de woning aan hem kan financieren;
de vrouw te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis haar financieringsaanvraag uit het systeem van Aegon te laten verwijderen;
de vrouw te veroordelen vervolgens mee te werken aan toedeling en levering van de woning aan de man, op straffe van verbeurte van een dwangsom en met bepaling dat dit vonnis in de plaats treedt van de medewerking van de vrouw aan de levering van de woning, met veroordeling van de vrouw in de proceskosten op de wijze zoals nader in de dagvaarding omschreven.
3.2.
Daartoe voert de man – samengevat – het volgende aan. Beide partijen willen de woning overnemen, maar alleen de man lijkt dit te kunnen financieren. De man is gedurende de bodemprocedure, in afwachting van de toedeling van de woning aan hem, in een kleine studio gaan wonen, zodat hij dichtbij de kinderen zou wonen en via een birdnesting-regeling regelmatig voor hen zou kunnen zorgen in de woning. De vrouw zou in deze periode een andere woning gaan zoeken. In de bodemprocedure heeft de vrouw echter ineens aangegeven de woning ook te willen overnemen. Daarnaast is de zorgregeling voor de kinderen om onbegrijpelijke redenen door de rechtbank anders vastgesteld dan partijen hadden afgesproken. Aan de vastgestelde regeling, waarbij de kinderen bij de man in zijn woning moeten verblijven, kan onmogelijk uitvoering worden gegeven. Daarvoor is zijn woning nu veel te klein. Hierdoor is het contact tussen de man en de kinderen verslechterd. Verder lopen de kinderen het risico dat zij niet in de woning zullen kunnen blijven wonen als na toedeling van de woning aan de vrouw blijkt dat zij deze toch niet kan betalen. Dat is niet in hun belang. Wat daar echter ook van zij, aan toedeling van de woning aan de vrouw kan niet worden toegekomen, omdat zij niet binnen de in de beschikking daarvoor gestelde termijn van vier maanden heeft aangetoond dat zij de woning kan financieren. De man dient nu dezelfde termijn te krijgen om dit aan te tonen. Voor de bepaling in de beschikking dat hij hiervoor, anders dan de vrouw, maar twee maanden krijgt, is onbegrijpelijk.
3.3.
De vrouw voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
in reconventie
3.4.
De vrouw vordert, zakelijk weergegeven:
de man te veroordelen tot het verlenen van zijn onmiddellijke en onvoorwaardelijke medewerking en tot het verrichten van alle noodzakelijke handelingen ten behoeve van de overdracht van de woning (de voorzieningenrechter begrijpt: de (effectuering van de) verdeling en levering van de woning aan de vrouw) binnen een week na betekening van dit vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom en te bepalen dat, als de man hier niet aan voldoet, dit vonnis in de plaats treedt van die akte van levering dan wel van de wilsverklaring en medewerking van de man aan die akte van levering;
te bepalen dat de man zijn medewerking moet verlenen aan de uitvoering van de beschikking, waarbij de man binnen drie dagen na de datum van dit vonnis:
- openheid zal geven over de op zijn naam staande bank- en/of spaarrekeningen, waarbij hij de helft van de positieve saldi per peildatum 17 januari 2024 aan de vrouw dient te voldoen;
- voor de verdeling van de auto aan de vrouw dient te voldoen een bedrag van € 1.963,-;
- aan de vrouw dient te voldoen een bedrag van € 1.1.37,92 als gevolg van niet voor hem bestemde kinderbijslag;
- aan de vrouw het ontvangen bedrag aan kindgebonden budget vanaf 9 februari 2024 dient te betalen;
- een bedrag van € 776,39 per maand (de helft van de lasten van de echtelijke woning) dient te betalen aan de vrouw vanaf 1 juli 2024;
althans een voorziening ten aanzien van de verdeling te treffen zoals de voorzieningenrechter juist acht;
met veroordeling van de man in de proceskosten, te begroten op € 3.500,- exclusief btw.
3.5.
Daartoe voert de vrouw – samengevat – het volgende aan. De vrouw heeft aangetoond dat zij de toedeling van de woning aan haar kan financieren. De man weigert hieraan ten onrechte zijn medewerking te verlenen. Verder is er nog geen uitvoering gegeven aan wat er in de beschikking is bepaald omtrent de verdere verdeling van de gemeenschap tussen partijen.
3.6.
De man voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

in conventie en in reconventie
4.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen over en weer, zullen deze hierna gezamenlijk worden besproken.
De woning
4.2.
De kern van het geschil tussen partijen betreft de vraag of de vrouw binnen vier maanden na de datum van de beschikking heeft aangetoond dat zij de woning kan financieren met ontslag van de man uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. De voorzieningenrechter stelt vast dat in de beschikking het begrip ‘aantonen’ niet nader is gedefinieerd. Niet is bepaald welke stukken de vrouw hiervoor aan de man zal moeten verstrekken. De voorzieningenrechter zal daarom beoordelen of de vrouw, gelet op alle omstandigheden van dit geval en in het licht van de beschikking, voldoende heeft ondernomen tijdig duidelijkheid te verschaffen over de financierbaarheid van de overname van de woning c.q. of er omstandigheden die zijn die ertoe hebben geleid dat zij later dan binnen vier maanden de financierbaarheid heeft aangetoond en deze vertraging niet voor haar rekening behoort te komen.
4.3.
De voorzieningenrechter neemt bij die beoordeling in aanmerking dat de vrouw ruim binnen de termijn van vier maanden een rente-aanbod heeft gekregen van Aegon op basis van door haar verstrekte gegevens, waarvan kan worden aangenomen dat die juist waren. De man heeft weliswaar gesteld dat de door de vrouw verstrekte gegevens op dat moment nog niet door de hypotheekverstrekker waren gecontroleerd, maar gesteld noch gebleken is de vrouw onjuiste gegevens zou hebben aangeleverd om op basis daarvan een voorlopig aanbod te krijgen dat uiteindelijk toch geen stand zou kunnen houden. Dat de aangeleverde gegevens correct waren, kan ook worden afgeleid uit het feit dat de in het definitieve aanbod – dat binnen vierenhalve maand na de beschikking is gekomen – opgenomen hypotheeksom en het maandelijks te betalen bedrag ongeveer hetzelfde zijn gebleven.
4.4.
De vrouw heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de omstandigheden van dit geval, die deels zijn veroorzaakt door de handelwijze van de man, ertoe hebben geleid dat zij binnen de termijn van vier maanden geen definitief aanbod aan de man kon tonen. Dit betreft met name het feit dat de man ervoor heeft gekozen om geen akte van berusting te ondertekenen, zodat de vrouw moest afwachten tot zij een akte van non-appel kon verkrijgen. Daarbij was zij afhankelijk van de snelheid waarbinnen diverse instanties deze akte en de daarop volgende inschrijving van de beschikking konden verwerken. De vrouw heeft onweersproken gesteld dat deze inschrijving nodig was voordat de bank haar een definitief aanbod kon doen. Daarnaast heeft de man geen akkoord gegeven op de concept-akte van verdeling, die de vrouw hem ruim binnen de termijn van vier maanden heeft doen toekomen. De man heeft terecht aangevoerd dat daarin bepaalde bedragen nog niet waren ingevuld, maar het ging daarbij enkel om de hoogte van de hypotheekschuld en van de kapitaalverzekering. Dat zijn vaststaande bedragen, zodat de man akkoord had kunnen gaan hiermee, onder de voorwaarde dat die bedragen correct in de akte zouden worden vermeld. Ten slotte kan ook niet aan de vrouw worden verweten dat zij nog een recente werkgeversverklaring moest opvragen, omdat de bank de vorige verklaring door het verloop van de tijd niet meer actueel genoeg achtte. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel de vrouw binnen de gestelde termijn voldoende heeft ondernomen en aangetoond dat zij de woning kan financieren. Dat de termijn kort was overschreden toen zij het (de financier) bindende bod ontving (de definitieve akkoordverklaring van Aegon van 13 december 2024) kan haar niet worden kwalijk genomen en zij moet geacht worden tijdig de financierbaarheid te hebben aangetoond.
4.5.
De voorzieningenrechter overweegt ten overvloede dat uit de beschikking kan worden afgeleid dat de rechtbank in de bodemprocedure toedeling van de woning aan de vrouw in het belang van de kinderen achtte. Dat was immers redengevend om de vrouw eerst in de gelegenheid te stellen de woning over te nemen. De uitkomst van dit kort geding is daarbij passend. Dat de man zegt er geen vertrouwen in te hebben dat de vrouw de woning op de langere termijn kan blijven financieren, doet daar niet aan af. Er moet vanuit worden gegaan dat Aegon zich deugdelijk heeft gekweten van haar taak de draagkracht van de vrouw in het kader van de hypothecaire financiering te beoordelen. De voorzieningenrechter gaat er verder van uit dat, nu er duidelijkheid is over de toedeling van de woning aan de vrouw, de man zal trachten zo spoedig mogelijk woonruimte te vinden die geschikt is voor het ontvangen van de kinderen in het kader van de zorgregeling. Beide partijen dienen zich er, in het belang van de kinderen, voor in te zetten dat aan deze zorgregeling weer op goede wijze uitvoering kan worden gegeven.
4.6.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de vordering in reconventie sub 1 worden toegewezen. Ook het deel van de vordering dat ziet op het verlenen van vervangende toestemming is toewijsbaar, in die zin dat vervangende toestemming wordt verleend voor het deel van de notariële akte, waaruit moet blijken van de wilsverklaring van de man tot toedeling en levering van de woning aan de vrouw.
4.7.
De vordering in conventie sub 3 zal gezien het vorenstaande worden afgewezen. Bij de vorderingen in conventie sub 1 en 2 heeft de man dan geen belang meer, zodat ook deze zullen worden afgewezen.
Voor het overige uitvoering geven aan de beschikking
4.8.
De vrouw heeft ter onderbouwing van haar vordering in reconventie sub 2 eerste gedachtestreepje ter zitting naar voren gebracht dat de man geen afschrift van zijn bank- en spaarrekeningen per de peildatum aan haar heeft toegezonden, maar alleen bedragen heeft genoemd. Verder heeft zij ter toelichting op het laatste gedachtestreepje van die vordering gesteld dat zij sinds 1 juli 2024 de volledige hypotheeklasten van de woning alleen betaalt. De voorzieningenrechter zal deze twee punten hierna bespreken. Ten aanzien van de overige in de vordering in reconventie sub 2 genoemde punten bestaat geen verschil van mening tussen partijen, zo is ter zitting gebleken. De beschikking is daarover ook duidelijk. Het is dan ook niet nodig om daarover in dit geding nog een nadere ordemaatregel te treffen.
4.9.
Wat betreft de verdeling van het saldi van de bank- en spaarrekeningen overweegt de voorzieningenrechter dat de man in reactie op de hiervoor genoemde stelling van de vrouw heeft gesteld dat hij de betreffende afschriften al aan de vrouw heeft verstrekt. Volgens de vrouw heeft de man echter alleen bedragen genoemd en heeft hij haar geen afschriften toegezonden. De voorzieningenrechter zal bepalen dat de man – zo nodig nogmaals – aan de vrouw de gevraagde afschriften toezendt, nu het in het belang van beide partijen is om de verdeling zo spoedig mogelijk af te ronden. De man is dan gehouden de helft van het saldo per de peildatum aan de vrouw te voldoen, zo volgt uit de beschikking. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om daarover iets in dit vonnis op te nemen. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat de over en weer te betalen bedragen met elkaar zullen worden verrekend, zodat er uiteindelijk één te betalen bedrag resteert.
4.10.
Verder is er kennelijk nog een geschil over de betaling van de woonlasten van de woning. De voorzieningenrechter begrijpt dat er in het verleden periodes zijn geweest waarin zowel de man als de vrouw enige tijd de volledige hypotheeklast van de woning voor zijn/haar rekening heeft genomen. Sinds enige tijd zou de vrouw dit nu doen. De beschikking is hierover helder. Daaruit volgt dat er over de periode tot 17 januari 2024 geen verrekening behoeft plaats te vinden en dat beide partijen voor de helft draagplichtig zijn voor de hypotheeklasten vanaf 17 januari 2024. De voorzieningenrechter ziet geen reden om hiervan af te wijken. Aan de hand van voormelde regeling kan bij toedeling van de woning aan de vrouw door partijen eenvoudig worden berekend wie nog welk bedrag aan de andere partij dient te vergoeden. De voorzieningenrechter ziet daarom geen aanleiding om hiervoor in dit geding een ordemaatregel treffen. Overigens is de voorzieningenrechter daartoe ook niet in staat omdat hem namelijk niet duidelijk is geworden vanaf wanneer de vrouw de lasten alleen betaalt; vanaf 1 juli 2024 zoals uit de vordering zou kunnen worden afgeleid of vanaf 1 augustus 2024 zoals uit de beschikking zou kunnen worden afgeleid.
4.11.
Gelet op al het vorenstaande, zal worden beslist zoals hierna vermeld.
4.12.
In de familierechtelijke aard van dit geschil, wordt aanleiding gevonden te bepalen dat iedere partij in conventie en in reconventie de eigen proceskosten draagt. De voorzieningenrechter ziet in de stellingen van de vrouw geen aanleiding om af te wijken van dit uitgangspunt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in reconventie
5.3.
veroordeelt de man om binnen een week na dagtekening van dit vonnis zijn onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de (effectuering van de) verdeling en levering van de woning aan de [adres] te ( [postcode] ) [plaatsnaam] aan de vrouw conform de toegezonden notariële concept-akte en alle noodzakelijke handelingen te verrichten ten behoeve daarvan;
5.4.
bepaalt dat, indien de man niet tijdig voldoet aan hetgeen is bepaald in 5.3, dit vonnis op de voet van het bepaalde in artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats treedt van het deel van de notariële akte van verdeling c.q. levering, waaruit moet blijken van de wilsverklaring van de man dat hij (zijn aandeel in) de woning levert aan de vrouw;
5.5.
bepaalt dat de man binnen drie dagen na dagtekening van dit vonnis aan de vrouw afschriften dient te verstrekken van het saldo per de peildatum 17 januari 2024 van de op zijn naam staande bank- en spaarrekeningen;
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.8.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2025.
ts