ECLI:NL:RBDHA:2025:755

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 januari 2025
Publicatiedatum
23 januari 2025
Zaaknummer
09/286158-23 en 09/380412-24 (ttz. gev.)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het vervoeren, afleveren en aanwezig hebben van 225 kilo cocaïne, wapenbezit en witwassen met betrekking tot procesafspraken

Op 24 januari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het vervoeren, afleveren en aanwezig hebben van 225 kilo cocaïne, wapenbezit en witwassen. De verdachte, geboren in 1993 en op dat moment gedetineerd, werd beschuldigd van meerdere feiten die zich afspeelden tussen februari 2021 en april 2024. Tijdens de zitting op 10 januari 2025 werd de vordering van de officier van justitie, mr. E.J. van Drongelen, besproken, waarbij ook de verdediging werd vertegenwoordigd door mr. M. van Stratum. De rechtbank oordeelde dat er geen schending was van de beginselen van een goede procesorde tijdens de onderhandelingen over procesafspraken, ondanks de argumenten van de verdediging dat de verdachte onder druk was gezet.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het vervoeren en afleveren van cocaïne, het voorhanden hebben van vuurwapens en het witwassen van grote geldbedragen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte medepleger was van deze feiten en dat de ernst van de gepleegde feiten, waaronder de grootschalige drugshandel en het wapenbezit, een zware straf rechtvaardigde. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van zes jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht. Daarnaast werd de Volkswagen personenauto van de verdachte verbeurd verklaard, aangezien deze was gebruikt bij de gepleegde feiten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/286158-23 en 09/380412-24 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 24 januari 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] ;
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 10 januari 2025 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. E.J. van Drongelen, bijgestaan ter terechtzitting door de officier van justitie mr. I. Hoek, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. M. van Stratum naar voren is gebracht.
De officier van justitie heeft op de terechtzitting medegedeeld dat hij voornemens is een ontnemingsvordering zoals bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
dagvaarding I (parketnummer 09/286158-23)
1
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 februari 2021 tot en
met 8 maart 2021 te Pijnacker, in ieder geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland, als bedoeld in artikel 1
lid 5 van de Opiumwet, heeft gebracht, en/of
heeft bereid en/of bewerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of
vervoerd en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad,
(telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
hij op of omstreeks 8 april 2024 te Pijnacker, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een pistool, van het merk CZ, type P-09, kaliber 9x19mm,
zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een pistool, van het merk Beretta, type Mod 70, kaliber 7,65 mm,
zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten (totaal) 15 stuks
pistoolmunitie, merk Prvi Partizan (PPU), kaliber 9 mm en/of
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten (totaal) 15 stuks
pistoolmunitie, merk G.F.L., kaliber 7,65 mm,
voorhanden heeft gehad;
dagvaarding II (parketnummer 09/380412-24)
hij in of omstreeks de periode van 4 februari 2021 tot en met 5 maart 2021, te
Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp en/of Delft, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
voorwerpen, te weten een of meer geldbedragen van in totaal 4.753.660 euro,
althans enig geldbedrag,
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van dat/die
voorwerpen gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat/die voorwerpen
geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig
misdrijf.

3.De ontvankelijkheid van de officier van justitie

3.1.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de officier van justitie ten aanzien van de tweede dagvaarding in de vervolging niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, dan wel dat een passende strafkorting zal moeten volgen.
Hiertoe heeft de raadsman het volgende aangevoerd. Het Openbaar Ministerie heeft de verdachte in de onderhandelingen over procesafspraken onder ontoelaatbare druk gezet om voorgestelde afspraken te accepteren en afstand te doen van zijn verdedigingsrechten. Dit terwijl de verdachte kwetsbaar is. De druk bestond uit het uitbrengen van een tweede dagvaarding ter zake van witwassen en een strafeis gelijk aan de in de onderhandelingen voorgestelde straf plus een derde daarvan als de voorgestelde afspraken niet door de verdachte zouden worden geaccepteerd. Na het afbreken van de onderhandelingen heeft het Openbaar Ministerie inderdaad een tweede dagvaarding uitgebracht. Als gevolg daarvan valt de strafeis van het Openbaar Ministerie netto hoger uit dan de tijdens de onderhandelingen voorgestelde straf plus een derde daarvan. Volgens de raadsman is dit daarmee een disproportioneel zwaardere straf. Ten slotte heeft het Openbaar Ministerie aan de verdachte een spreekverbod opgelegd met de voormalig advocaat van de verdachte over de inhoud van de voorgestelde procesafspraken. De rechtbank wordt hierdoor belet om haar wettelijke controlerende taak uit te voeren.
De verdachte is dan ook in zijn verdediging geschaad en heeft nadeel geleden, aldus de raadsman. Het voorgaande resulteert in een ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde, in het bijzonder op het fair play-beginsel. Daarnaast heeft het Openbaar Ministerie gehandeld in strijd met de artikelen 3, 6 en 8 EVRM. De raadsman meent dat al met al sprake is van een onherstelbaar vormverzuim.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onderhandelingen over procesafspraken rechtmatig en transparant waren. Tijdens de onderhandelingen is de verdachte inderdaad duidelijk gemaakt dat hij ook voor witwassen zou worden vervolgd als het niet tot procesafspraken zou komen. Ook is de verdachte duidelijk gemaakt dat, bij totstandkoming van een procesafspraak, de strafkorting maximaal een derde zou bedragen. Dat, na het afbreken van onderhandelingen, op zitting een andere straf wordt geëist dan in de onderhandelingen besproken, is inherent aan het idee van procesafspraken. Daarnaast vinden onderhandelingen over procesafspraken plaats in vertrouwelijkheid.
Ten slotte merkt de officier van justitie op dat de raadsman zelf niet betrokken is geweest bij de onderhandelingen over procesafspraken voor deze verdachte.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De standpunten van de verdediging over de onrechtmatigheid van de tweede dagvaarding, disproportioneel hoge strafeis en een mogelijk spreekverbod zijn niet concreet onderbouwd en verder door de officieren van justitie gemotiveerd betwist. In de kern stoelt het pleidooi van de verdediging op de essentie van onderhandelen, waarbij het aankomt op een afweging tussen geven en nemen en een inschatting van de bijbehorende kansen en risico’s. Er zijn geen feitelijke aanwijzingen gesteld of gebleken waaruit kan volgen dat het Openbaar Ministerie strafvorderlijk onrechtmatig heeft gehandeld. Alleen al daarom kan niet worden aangenomen dat in het kader van de onderhandelingen aan de zijde van het Openbaar Ministerie sprake is geweest van een zodanige ernstige schending van de beginselen van de goede procesorde dat dit de sanctie van niet-ontvankelijkheid zou kunnen rechtvaardigen. Er zijn dan ook geen gronden om tot niet-ontvankelijkheid te komen. Voor een strafkorting bij een bewezenverklaring van de feiten ziet de rechtbank bij gebreke aan feitelijke aanknopingspunten voor de juistheid van het standpunt van de verdediging evenmin aanleiding. Daarbij merkt de rechtbank op dat de verdachte in de onderhandelingen over procesafspraken is bijgestaan door een raadsvrouw. Het stond de verdachte vrij om de onderhandelingen af te breken, en aldus zeker te stellen dat de rechtbank zonder procesafspraken in de vorm van een gezamenlijk afdoeningsvoorstel op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting beslist over de in de artikelen 348 en 350 Sv genoemde vraagpunten. De verdachte heeft van die vrijheid gebruik gemaakt.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

4.De bewijsbeslissing

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot partiële vrijspraak van het bij dagvaarding I onder 1 tenlastegelegde, namelijk voor het buiten Nederland brengen van cocaïne. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het verdere bij dagvaarding I onder 1 tenlastegelegde, evenals van het bij dagvaarding I onder 2 tenlastegelegde en het bij dagvaarding II tenlastegelegde.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich namens de verdachte met betrekking tot het in dagvaarding I onder 1 tenlastegelegde, eveneens op het standpunt gesteld dat het buiten Nederland brengen van cocaïne niet kan worden bewezen verklaard, en dat daarnaast het bereiden, bewerken, verstrekken en verkopen van cocaïne niet bewezen kan worden verklaard. De raadsman heeft zich voor het overige bij dagvaarding I onder 1 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot het onder dagvaarding I onder 2 tenlastegelegde, heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat partiële vrijspraak dient te volgen voor het medeplegen, en heeft hij zich voor het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder dagvaarding II tenlastegelegde op het standpunt gesteld dat het daarin genoemde witgewassen bedrag van 4.753.660 euro niet kan worden bewezen verklaard, en zich voor het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor de feiten met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze bewezen verklaarde feiten namelijk grotendeels bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot deze feiten eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van verschillende processen-verbaal van de politie eenheid Den Haag, team opsporing.
Dagvaarding I (feit 1) en dagvaarding II
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
De grotendeels bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 10 januari 2025;
Het proces-verbaal van bevindingen gegevens SBJ Automotive – VW Passats [namen] (AMB-296), opgemaakt op 17 mei 2024 (V-003 proces-verbaal dossier pro forma 1 [de verdachte] , p. 74-75);
Het proces-verbaal van bevindingen doorzoeking en verborgen ruimte VW Passat K102PL (AMB-263), opgemaakt op 16 april 2024 (V-003 proces-verbaal raadkamerdossier [de verdachte] , p. 19-25);
4. Het proces-verbaal van binnentreden in woning: [adres] [postcode] [woonplaats] (AMB-229) met bijlagen, opgemaakt op 8 april 2024 (VGL-003 proces-verbaal voorgeleidingsdossier [de verdachte] , p. 235-241);
5. Het proces-verbaal van bevindingen Aanvullend op AMB-061 Identificatie Y24V58 (AMB-207), opgemaakt op 4 april 2024 (VGL-003 proces-verbaal voorgeleidingsdossier [de verdachte] , p. 228-229);
6. Het proces-verbaal van bevindingen Bankrekeningen [de verdachte] (AMB-199), opgemaakt op 4 april 2024 (VGL-003 proces-verbaal voorgeleidingsdossier [de verdachte] , p. 221-227);
7. Het proces-verbaal van bevindingen Overname Sky 51RTJS door [naam 1] en woning [naam 2] leeghalen (AMB-181), opgemaakt op 12 maart 2024 (VGL-003 proces-verbaal voorgeleidingsdossier [de verdachte] , p. 208-214);
8. Het proces-verbaal van bevindingen 24/02/2021: (in) Overdracht € 5.000,- afkomstig van CRW2VX aan Y24V58 (AMB-146), opgemaakt op 3 februari 2024 (VGL-003 proces-verbaal voorgeleidingsdossier [de verdachte] , p. 191-196);
9. Het proces-verbaal van bevindingen 08/03/2021: (uit) Overdracht 36 door Y24V58 bestemd voor IIRE6N (AMB-142), opgemaakt op 13 februari 2024 (VGL-003 proces-verbaal voorgeleidingsdossier [de verdachte] , p. 185-190);
10. Het proces-verbaal van bevindingen 06/03/2021: (in) Overdracht € 141.200,- afkomstig van F7UB73 aan Y24V58 (AMB-141), opgemaakt op 3 februari 2024 (VGL-003 proces-verbaal voorgeleidingsdossier [de verdachte] , p. 179-184);
11. Het proces-verbaal van bevindingen 19/02/2021: (uit) Overdracht € 700.000,- door Y24V58 aan HBGE2T / SWVYLX (AMB-139), opgemaakt op 3 februari 2024 (VGL-003 proces-verbaal voorgeleidingsdossier [de verdachte] , p. 174-178);
12. Het proces-verbaal van bevindingen 17/02/2021: (in) Overdracht € 282.950,- afkomstig van KKGHKT aan Y24V58 (AMB-138), opgemaakt op 15 februari 2024 (VGL-003 proces-verbaal voorgeleidingsdossier [de verdachte] , p. 169-173);
13. Het proces-verbaal van bevindingen 17/02/2021: (uit) Overdracht € 426.000,- door Y24V58 aan HBGE2T / SWVYLX (AMB-137), opgemaakt op 3 februari 2024 (VGL-003 proces-verbaal voorgeleidingsdossier [de verdachte] , p. 163-168);
14. Het proces-verbaal van bevindingen 16/02/2021: (in) Overdracht € 161.960,- afkomstig van F7UB73 aan Y24V58 (AMB-136), opgemaakt op 15 februari 2024 (VGL-003 proces-verbaal voorgeleidingsdossier [de verdachte] , p. 158-162);
15. Het proces-verbaal van bevindingen 15/02/2021: (in) Overdracht € 56.000,- afkomstig van IIRE6N aan Y24V58 (AMB-135), opgemaakt op 3 februari 2024 (VGL-003 proces-verbaal voorgeleidingsdossier [de verdachte] , p. 152-157);
16. Het proces-verbaal van bevindingen 13/02/2021: (in) Overdracht € 223.570,- afkomstig van KKGHKT aan Y24V58 (AMB-134), opgemaakt op 20 februari 2024 (VGL-003 proces-verbaal voorgeleidingsdossier [de verdachte] , p. 146-151);
17. Het proces-verbaal van bevindingen 13/02/2021: (in) Overdracht € 162.400,- afkomstig van CT6OAM aan Y24V58 (AMB-133), opgemaakt op 3 februari 2024 (VGL-003 proces-verbaal voorgeleidingsdossier [de verdachte] , p. 140-145);
18. Het proces-verbaal van bevindingen 13/02/2021: (uit) Overdracht 1 kilo (2x half) van Y24V58 naar IIRE6N en (in) Overdracht € 140.000,- afkomstig van IIRE6N (AMB-132), opgemaakt op 3 februari 2024 (VGL-003 proces-verbaal voorgeleidingsdossier [de verdachte] , p. 134-139);
19. Het proces-verbaal van bevindingen 12/02/2021: (in) Ophalen 50 blokken afkomstig van SWVYLX door Y24V58 en (uit) Overdracht € 500.000,- (AMB-131), opgemaakt op 13 februari 2024 (VGL-003 proces-verbaal voorgeleidingsdossier [de verdachte] , p. 127-133);
20. Het proces-verbaal van bevindingen 10/02/2021: (in) Overdracht € 115.950,- afkomstig van THIB27 aan Y24V58 (AMB-130), opgemaakt op 3 februari 2024 (VGL-003 proces-verbaal voorgeleidingsdossier [de verdachte] , p. 121-126);
21. Het proces-verbaal van bevindingen 12/02/2021: (uit) Overdracht 6 blokken (incl 2x half) door Y24V58 aan IIRE6N (AMB-128), opgemaakt op 15 februari 2024 (V-003 proces-verbaal raadkamerdossier [de verdachte] , p. 10-14);
22. Het proces-verbaal van bevindingen 10/02/2021: (uit) Overdracht 52 blokken door Y24V58 bestemd voor KKGHKT. Voorraad nog 7 stuks na overdracht. (AMB-127), opgemaakt op 3 februari 2024 (VGL-003 proces-verbaal voorgeleidingsdossier [de verdachte] , p. 114-120);
23. Het proces-verbaal van bevindingen 09/02/2021: (uit) Overdracht 50 blokken door Y24V58 bestemd voor KKGHKT (AMB-126), opgemaakt op 3 februari 2024 (VGL-003 proces-verbaal voorgeleidingsdossier [de verdachte] , p. 108-113);
24. Het proces-verbaal van bevindingen 06/02/2021: Ophalen 30 blokken afkomstig van SVWYLX door Y24V58 en brengen naar 51RTJS (AMB-125), opgemaakt op 3 februari 2024 (VGL-003 proces-verbaal voorgeleidingsdossier [de verdachte] , p. 101-107);
25. Het proces-verbaal van bevindingen 04/02/2021: in opdracht van XILDR9 haalt Y24V58 € 1.350.000,- op en draagt dit over aan 51RTJS voor het ophalen van 50 blokken (AMB-124), opgemaakt op 15 februari 2024 (VGL-003 proces-verbaal voorgeleidingsdossier [de verdachte] , p. 89-100);
26. Het proces-verbaal van bevindingen 05/03/2021: (in) Overdracht € 483.630,- afkomstig van KKGHKT aan Y24V58 (AMB-122), opgemaakt op 3 februari 2024 (V-003 proces-verbaal dossier pro forma 1 [de verdachte] , p. 60-67);
27. Het proces-verbaal van bevindingen gebruik Volkswagen Passat door Y24V58 en 51RTJS (AMB-119), opgemaakt op 13 februari 2024 (V-003 proces-verbaal dossier pro forma 1 [de verdachte] , p. 49-59);
28. Het proces-verbaal van bevindingen iCOV [de verdachte] (AMB-112) met bijlagen, opgemaakt op 9 januari 2024 (VGL-003 proces-verbaal voorgeleidingsdossier [de verdachte] , p. 82-88);
29. Het proces-verbaal van bevindingen Oplegproces-verbaal PV ID Y24V58 (AMB-061) met bijlagen, opgemaakt op 12 september 2023 (VGL-003 proces-verbaal voorgeleidingsdossier [de verdachte] , p. 72-81);
30. Het proces-verbaal van verdenking [de verdachte] (AMB-033), opgemaakt op 12 september 2023 (VGL-003 proces-verbaal voorgeleidingsdossier [de verdachte] , p. 60-71);
31. Het proces-verbaal van bevindingen chats van Y24V58 met betrekking tot: witwassen, voorhanden hebben en dragen van wapens en munitie van de categorie II en III, deelname criminele organisatie (AMB-031), opgemaakt op 16 augustus 2023 (V-003 proces-verbaal dossier pro forma 1 [de verdachte] , p. 19-29);
32. Het proces-verbaal van bevindingen XILDR9 leidt Y24V58 op inzake geld- en drugsoverdrachten (AMB-019), opgemaakt op 9 juni 2023 (VGL-003 proces-verbaal voorgeleidingsdossier [de verdachte] , p. 50-59);
33. Het proces-verbaal van bevindingen PV chats van XILDR9 met betrekking tot export van cocaïne in februari 2021 (AMB-011), opgemaakt op 1 juni 2023.
Dagvaarding I (feit 2)
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 10 januari 2025;
2. Het proces-verbaal van verhoor verdachte (V.003.1), opgemaakt op 9 april 2024 (VGL-003 proces-verbaal voorgeleidingsdossier [de verdachte] , p. 273-285);
3. Het proces-verbaal van bevindingen van het onderzoek Beretta pistool (AMB-250), opgemaakt op 8 april 2024 (V-003 proces-verbaal raadkamerdossier [de verdachte] , p. 15-18);
4. Het proces-verbaal van bevindingen van het onderzoek CZ pistool (AMB-249), opgemaakt op 8 april 2024 (VGL-003 proces-verbaal voorgeleidingsdossier [de verdachte] , p. 259-262).
4.4.
Bewijsoverwegingen
Dagvaarding I (feit 1) en dagvaarding II
Overeenkomstig het standpunt van de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de tenlastegelegde uitvoer van cocaïne zoals bedoeld in artikel 2, onder A, Opiumwet, onvoldoende steun vindt in het dossier. De verdachte zal dan ook van dit onderdeel worden vrijgesproken.
Uit bewijsmiddelen 9, 18, 19 en 21 t/m 24 blijkt dat de verdachte zich in de periode van 6 februari 2021 tot en met 8 maart 2021 heeft beziggehouden met het afleveren, vervoeren en aanwezig hebben van in totaal 225 blokken, en daarmee 225 kilogram, cocaïne. Uit de bewijsmiddelen 8, 10 t/m 20, 25 en 26 volgt dat de verdachte in de periode van 4 februari 2021 tot en met 5 maart 2021 contante geldbedragen uit de cocaïnehandel voorhanden had, verborg en overdroeg.
Uit de bewijsmiddelen volgt bovendien dat de verdachte opzet had op voornoemde handelingen. De rechtbank leidt dit af uit de Sky ECC-berichten tussen de verdachte, leden van de criminele organisatie waaraan de verdachte deelnam en derden waarbij de verdachte cocaïne of contante geldbedragen moest ophalen dan wel afleveren. Uit deze berichten blijkt onder meer het volgende. De verdachte werd allereerst opgeleid om drugs- en geldoverdrachten uit te voeren. Zo kreeg hij binnen de organisatie instructies over de uit te voeren werkzaamheden en werd er onderhandeld over zijn vergoeding. Vervolgens wisselde de verdachte voor specifieke transacties details uit over aantallen blokken cocaïne, geldbedragen,
tokens, tijdstippen van overdracht en overdrachtslocaties. In de berichten komt tevens aan de orde dat de verdachte een verborgen ruimte of
stashin zijn auto had om cocaïne en contanten in te verstoppen. Ook volgt uit de berichten dat de verdachte de cocaïne en contanten na het aannemen naar verschillende adressen binnen de criminele organisatie bracht.
De rechtbank is verder van oordeel dat uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat bij het voorgaande sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en anderen. Zo kreeg de verdachte gerichte instructies en beheerden andere leden van de organisatie de opslag van cocaïne en contanten. Op die wijze faciliteerden de verdachte en de andere leden van de organisatie de handel in cocaïne en het witwassen van geldbedragen. De rechtbank acht het tenlastegelegde medeplegen voor beide feiten dan ook bewezen.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten.
Dagvaarding I (feit 2)
Uit de bekennende verklaring van de verdachte en de huiszoeking op 8 april 2024, volgt dat de verdachte op 8 april 2024 in het bezit was van een CZ pistool met bijbehorende munitie en een Beretta pistool met bijbehorende munitie. Beide pistolen vallen onder categorie III, onder 1, van de Wet wapens en munitie. De verdachte bewaarde de pistolen en munitie in zijn woning.
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet volgt dat bij het voorgaande sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en een ander, zodat de rechtbank de verdachte vrij zal spreken van het tenlastegelegde medeplegen.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit.
4.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de onder 2 tenlastegelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen. De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
dagvaarding I
feit 1
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 6 februari 2021 tot en
met 8 maart 2021 in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
meermalen,
heeft afgeleverd en
vervoerd en opzettelijk aanwezig heeft gehad,
telkens een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 2
hij op 8 april 2024 te Pijnacker,
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een pistool, van het merk CZ, type P-09, kaliber 9x19mm,
zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een pistool, van het merk Beretta, type Mod 70, kaliber 7,65 mm,
zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 15 stuks
pistoolmunitie, merk Prvi Partizan (PPU), kaliber 9 mm en
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 15 stuks
pistoolmunitie, merk G.F.L., kaliber 7,65 mm,
voorhanden heeft gehad;
dagvaarding II
hij in de periode van 4 februari 2021 tot en met 5 maart 2021 in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
voorwerpen, te weten enig geldbedrag,
heeft voorhanden gehad
,overgedragen en van die
voorwerpen gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist, dat die voorwerpen– onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig
misdrijf.
5. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De strafoplegging

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 78 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om in het voordeel van de verdachte bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met een aantal strafmatigende factoren.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft drie ernstige strafbare feiten begaan. Hij heeft zich allereerst schuldig gemaakt aan het vervoeren en afleveren van 225 kilogram cocaïne. De grootschalige handel in cocaïne heeft een ontwrichtende invloed op de samenleving. Zo zijn harddrugs zeer schadelijk voor de volksgezondheid en veroorzaakt het gebruik daarvan overlast en criminaliteit. Daarnaast gaan in de georganiseerde handel van harddrugs grote sommen geld om, waardoor de financiële belangen van daders vaak groot zijn. Om die belangen te beschermen wordt dikwijls geweld gebruikt. Van de drugshandel gaat bovendien een ondermijnend effect uit, door bijvoorbeeld het omkopen van douanebeambten of haven- en transportmedewerkers.
De verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan wapenbezit. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie vormt een groot risico voor de veiligheid van personen en heeft een ontwrichtend effect op het gevoel van veiligheid in de samenleving. Het voorhanden hebben van vuurwapens kan bovendien tot het gebruik daarvan leiden, met alle gevolgen van dien.
Ten slotte heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag. Witwassen heeft een ontwrichtende werking op het financieel en economisch verkeer en faciliteert de onderliggende (drugs)criminaliteit. Ook levert witwassen een aantasting op van de legale economie.
Dit alles kenmerkt de ernst van de feiten, waarbij de rechtbank ook rekening houdt met medeplegen als strafverzwarende omstandigheid en de omstandigheid dat de verdachte opereerde binnen een criminele organisatie. Weliswaar omvatten de tenlastegelegde feiten niet (mede) het verwijt dat de verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, de hoeveelheid drugs en de geldbedragen die gemoeid waren met de drugshandel van de verdachte, alsook de manier waarop hij opereerde, rechtvaardigen de conclusie dat de verdachte feitelijk werkte binnen een criminele organisatie.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 16 december 2024. Nu de verdachte weliswaar eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, maar deze veroordelingen andere feiten dan de onderhavige betreffen en de laatste onherroepelijke veroordeling in 2016 plaatsvond, weegt de rechtbank dit strafblad noch in het voordeel, noch in het nadeel van de verdachte mee.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 11 oktober 2024, inzake de voorlopige hechtenis van de verdachte. Uit dit advies volgt onder meer dat de verdachte psychische klachten ervaart en graag wil terugkeren naar zijn werk en zijn gezin. Omdat de verdachte tijdens het gesprek met de reclassering zweeg over de tenlastegelegde feiten, was de reclassering niet in staat het recidiverisico in te schatten.
Ter zitting heeft de verdachte zijn persoonlijke omstandigheden nader toegelicht. Uit de verklaring van de verdachte volgt onder meer dat hij een grote mate van spijt ervaart over wat hij heeft gedaan, hij zich misbruikt voelt door de organisatie waaraan hij deelnam en verantwoordelijkheid wil nemen voor zijn gedragingen. De verdachte heeft het door onder meer fysieke klachten moeilijk in detentie en kijkt ernaar uit om met behulp van de reclassering zijn gezinsleven en werkende leven weer op te bouwen.
Strafmodaliteit en strafmaat
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting.
Landelijke oriëntatiepunten
In de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting is als uitgangspunt vermeld voor het opzettelijk afleveren en vervoeren van 20 kilogram harddrugs door een dader die enige rol in een organisatie speelt, zoals een koerier, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 72 maanden. Hierbij is relevant dat de straf substantieel zal oplopen naar gelang het gewicht van de harddrugs meer is dan 20 kilogram, tot het – in dit geval – wettelijk maximum van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht jaar, op grond van artikel 10, vierde lid, van de Opiumwet.
Voor het in een woning voorhanden hebben van een wapen van categorie III, onder 1, van de Wet wapens en munitie, is in de oriëntatiepunten als uitgangspunt vermeld een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden. Hierbij gelden aanwijzingen voor beroepscriminaliteit als strafverzwarende omstandigheid. Het uitgangspunt voor het voorhanden hebben van scherpe munitie is een geldboete.
Voor het witwassen van een geldbedrag van meer dan een miljoen euro geldt volgens de oriëntatiepunten inzake fraude als uitgangspunt een gevangenisstraf van 24 maanden. Met de onderhavige zaak vergelijkbare zaken rechtvaardigen een dergelijk uitgangspunt eveneens.
De situatie van de verdachte
De rechtbank acht strafverhogend dat de verdachte een zeer grote hoeveelheid cocaïne, namelijk 225 kilogram, heeft vervoerd. Uit de verschillende Sky ECC-berichten in het dossier, leidt de rechtbank af dat de verdachte hier welbewust voor heeft gekozen en dat hij uit financiële motieven deelnam aan de criminele organisatie.
Ook acht de rechtbank strafverhogend dat de pistolen die de verdachte voorhanden had, vermoedelijk verband hielden met de criminele activiteiten waarmee hij zich eerder bezighield, dat de pistolen waren geladen (hoewel niet doorgeladen) en dat deze in de omgeving van de jonge dochter van de verdachte werden bewaard.
De rechtbank acht strafverlagend dat de verdachte een ondergeschikte positie had in de criminele organisatie waaraan hij deelnam. Zo fungeerde de verdachte (slechts) als koerier en leek hij niet mee te delen in de opbrengsten; hij kreeg een beperkte en vaste vergoeding. Bovendien bedraagt de bewezenverklaarde pleegperiode slechts een (ruime) maand. Daarbij heeft de verdachte op zitting spijt betuigd van zijn gedragingen en uitgesproken hoezeer de huidige situatie zijn leven heeft verwoest.
De rechtbank acht voorts het tijdsverloop tussen de feiten, die – met uitzondering van het wapenbezit – bijna vier jaar geleden plaatsvonden, en het strafproces strafverlagend.
Ten slotte acht de rechtbank strafverlagend dat het vervoeren van cocaïne en witwassen van geldbedragen nauw met elkaar samenhangen. Beide handelingen zijn in de regel namelijk onderdeel van dezelfde aan- of verkooptransactie.
Passende en geboden sanctie
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van zes jaren passend en geboden, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. In essentie kent de rechtbank grotere betekenis dan de officier van justitie toe aan het tijdsverloop en de omstandigheid dat sprake is van een samenhangend feitencomplex, reden waarom zij tot een lagere straf komt dan de officier van justitie heeft geëist.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van het op de lijst van in beslag genomen voorwerpen (beslaglijst) genoemde voorwerp – een Volkswagen personenauto – onttrekking aan het verkeer dan wel verbeurdverklaring gevorderd.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman betoogt dat het in beslag genomen voorwerp hoogstens verbeurdverklaard kan worden, en refereert zich in zoverre aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het op de beslaglijst genoemde voorwerp, de Volkswagen personenauto, verbeurdverklaren. De rechtbank is van oordeel dat dit voorwerp vatbaar is voor verbeurdverklaring, aangezien het aan verdachte toebehoort en met behulp van dit voorwerp de onder 4.5. (bij dagvaarding I onder 1 en bij dagvaarding II tenlastegelegde) bewezenverklaarde feiten zijn begaan.
Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 33, 33 a, 47 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 4.5. bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
parketnummer 09/286158-23
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
parketnummer 09/380412-24
medeplegen van witwassen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
6 (ZES) JAREN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
de inbeslaggenomen goederen
verklaart verbeurd het op de beslaglijst genoemde voorwerp, te weten de Volkswagen personenauto met kenteken K-102-PL.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. van Welie, voorzitter,
mr. M.C. Ritsema van Eck - van Drempt, rechter,
mr. F.X. Cozijn, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. A.C. Veltink en mr. J.D. Lucieer, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 januari 2025.