In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag van 9 november 2022 behandeld. Eiseres had eerder een procedure lopen die op 4 oktober 2024 niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft in deze zaak besloten dat een zitting niet nodig was, omdat partijen daarmee instemden. De rechtbank heeft het beroep vervolgens zonder zitting behandeld en het onderzoek gesloten.
De rechtbank heeft de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) besproken. Volgens artikel 6:2 van de Awb wordt het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld met een besluit. Artikel 6:12 van de Awb stelt dat een beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is. De rechtbank concludeert dat de aanvraag van eiseres op 5 september 2023 in behandeling is genomen, waardoor de wettelijke beslistermijn van 15 maanden begint te lopen. De ingebrekestelling van 30 november 2024 is prematuur ingediend, wat betekent dat het beroep niet voldoet aan de vereisten van artikel 6:12 van de Awb.
De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk is en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen vier weken na de bekendmaking van deze uitspraak een beroepschrift in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als zij het niet eens is met deze uitspraak.