ECLI:NL:RBDHA:2025:7487

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 april 2025
Publicatiedatum
2 mei 2025
Zaaknummer
C/09/683693/KG RK 25-517
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter na einduitspraak in hoofdzaak

Op 28 april 2025 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van [bedrijf] B.V. Het verzoek tot wraking was ingediend op 10 april 2025, nadat de rechter in de hoofdzaak, mr. J.J. Arts, op 28 maart 2025 een einduitspraak had gedaan. In deze einduitspraak verklaarde de rechtbank zich onbevoegd om van het geschil kennis te nemen. De wrakingskamer oordeelde dat de wet geen mogelijkheid biedt voor wraking nadat er een einduitspraak is gedaan. Hierdoor werd verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar wrakingsverzoek. Verzoekster had nog verzocht om een mondelinge behandeling van het verzoek, maar de wrakingskamer oordeelde dat er geen reden was voor een dergelijke behandeling, aangezien het verzoek niet gegrond was. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2025/19
zaak- /rekestnummer: C/09/683693 / KG RK 25-517
Beslissing van 28 april 2025
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[bedrijf] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
strekkende tot de wraking van
mr. J.J. Arts,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 10 april 2025, ingekomen op de griffie van de wrakingskamer op 16 april 2025;
- de e-mail van de heer [naam] (namens verzoekster) van 22 april 2025.
1.2.
De wrakingskamer heeft de beschikking over het dossier in de hoofdzaak.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer SGR 24/8316 tussen verzoekster en de inspecteur van de Belastingdienst (hierna: de hoofdzaak). De rechter heeft in de hoofdzaak op 28 maart 2025 uitspraak gedaan. De uitspraak houdt in dat de rechtbank (althans: de bestuursrechter) zich onbevoegd heeft verklaard om van het geschil kennis te nemen.

3.De beoordeling

3.1.
Het wrakingsverzoek is gedaan op 10 april 2025 en dat is nadat de rechter in de hoofdzaak einduitspraak heeft gedaan. De wet voorziet echter niet in de mogelijkheid van wraking nadat einduitspraak is gedaan in de zaak van verzoekster. Om die reden kan verzoekster niet in het wrakingsverzoek worden ontvangen.
3.2.
Verzoekster heeft bij e-mail van 22 april 2025 nog verzocht om een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek om een toelichting te kunnen geven. Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat echter geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gelet op het voorgaande niet toegekomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in het wrakingsverzoek;
4.2.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
• de verzoekster;
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.M.A. Keulen, S.M. Westerhuis-Evers en A.M. Boogers, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.L. van Nooijen-Kühler en in het openbaar uitgesproken op 28 april 2025.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.