ECLI:NL:RBDHA:2025:7486

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 april 2025
Publicatiedatum
2 mei 2025
Zaaknummer
AWB - 25 _ 2624
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake eigen bijdrage rechtsbijstand in geschil met energiebedrijf

Op 30 april 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker tegen het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand. De zaak betreft de definitieve vaststelling van de eigen bijdrage voor een toevoeging in een geschil met een energiebedrijf, Eneco. De verzoeker had eerder een toevoeging aangevraagd en zijn eigen bijdrage was voorlopig vastgesteld op € 159,-. Echter, na hercontrole door de Belastingdienst werd deze eigen bijdrage verhoogd naar € 688,-, wat leidde tot bezwaar van de verzoeker. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang was en het bestreden besluit niet evident onrechtmatig was. De verzoeker had ook andere claims ingediend, zoals loondoorbetaling en vergoeding van medische kosten, maar deze vielen buiten de omvang van het geschil. De voorzieningenrechter oordeelde dat de verzoeker niet kon bereiken wat hij wilde en dat er geen aanleiding was voor vergoeding van proceskosten of griffierecht. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 25/2624
uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 april 2025 op het verzoek om voorlopige voorziening van

[verzoeker], te [woonplaats], verzoeker,

tegen

het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Luursema).

Inleiding

1.1.
Op 12 januari 2023 heeft de advocaat van verzoeker een toevoeging [1] aangevraagd voor een geschil tussen verzoeker en Eneco.
Met het besluit van 18 januari 2023 heeft verweerder een toevoeging verleend ([nummer]) en de eigen bijdrage van verzoeker op basis van zijn verzamelinkomen voorlopig vastgesteld op € 159,-. Dit bedrag is door verzoeker voldaan.
1.2.
Verzoeker heeft op 19 januari 2025 bezwaar gemaakt bij de Belastingdienst, omdat volgens hem sprake is van een onterechte wijziging van de inkomstenbelasting 2021.
Met het (primaire) besluit van 20 januari 2025 heeft verweerder de eigen bijdrage van verzoeker na wettelijke hercontrole - op basis van het definitief door de Belastingdienst vastgestelde verzamelinkomen - vastgesteld op € 688,-, waarvan verzoeker nog € 529,- moet betalen.
Verzoeker heeft op 20 januari 2025 bezwaar gemaakt bij verweerder tegen het primaire besluit. Met het (bestreden) besluit van 22 januari 2025 heeft verweerder het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard.
1.3.
Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit (SGR 25/1154). Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen (SGR 25/2624)/
Beoordeling van het verzoek om een voorlopige voorziening door de voorzieningenrechter
2. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om zonder zitting uitspraak te doen op het verzoek om een voorlopige voorziening. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
Het oordeel van de voorzieningenrechter
3. Verweerder heeft in zijn verweerschrift meegedeeld dat verzoeker tijdens de beroepsprocedure uitstel van betaling heeft.
4. Verzoeker heeft in zijn verzoek verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die er op neer komt dat € 600.000,- moet worden betaald door “overheden, het UWV en Wrb”. Dit zou onrechtmatig gestremde loondoorbetaling tijdens ziekte betreffen, met terugwerkende kracht tot diverse data. Hij stelt dat hij onrechtmatig ziek werd gehouden door zijn werkgever.
Ter onderbouwing van zijn spoedeisend belang heeft verzoeker verwezen naar een brief aan zijn advocaat van 11 maart 2025 van een advocatenkantoor van een vastgoedbedrijf, waarin een voorstel wordt gedaan tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning van verzoeker per 30 april 2025, wegens huurachterstand.
Bij e-mail van 18 april 2025 heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht om huisontruiming te voorkomen. Hij heeft het gevorderde bedrag verhoogd en hij heeft gevraagd om vergoeding van medische kosten waarvoor hij als gemoedsbezwaarde niet is verzekerd.
Bij e-mail van 22 april 2025 heeft verzoeker melding gemaakt van letselschade.
5. De voorzieningenrechter stelt vast dat het bestreden besluit is beperkt tot de definitieve vaststelling van de hoogte van de eigen bijdrage voor de verleende toevoeging.
Wat verzoeker heeft gesteld over de loondoorbetaling, het ziek houden door de werkgever, de mogelijke ontbinding van de huurovereenkomst, vergoeding van medische kosten en letselschade valt buiten de omvang van het geschil. Want daar gaat het besluit van verweerder niet over. Daarover kan en zal de voorzieningenrechter in deze procedure niet oordelen. Dit betekent dat verzoeker niet kan bereiken wat hij wil.
Verzoeker heeft niet betwist dat verweerder hem uitstel van betaling van de eigen bijdrage heeft verleend zolang de beroepsprocedure loopt. Van onverwijlde spoed is dan ook geen sprake.
6. Ondanks dat geen sprake is van een spoedeisend belang, kan aanleiding bestaan om een voorlopige voorziening te treffen als het bestreden besluit evident onrechtmatig is. Daarmee wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht ernstig moet worden betwijfeld of het door verweerder ingenomen standpunt juist is en of het besluit in de bodemprocedure in stand zal blijven. Hiervan is in dit geval geen sprake.
7. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. Voor vergoeding van proceskosten of het griffierecht bestaat geen aanleiding. De beroepsprocedure zal door de rechtbank worden voortgezet.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van A.J. van Rossum, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 april 2025.
griffier voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb)