ECLI:NL:RBDHA:2025:7463

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
1 mei 2025
Zaaknummer
674671 HA ZA 24-924
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de nalatenschap en de vraag of een betaling door erflaatster als onverschuldigde betaling of schenking moet worden aangemerkt

In deze zaak gaat het om de verdeling van de nalatenschap van erflaatster, die op [datum] 2023 is overleden. De erfgenamen, [eiser] en [gedaagde], zijn in geschil over de verdeling van de nalatenschap, met name over een bedrag van € 15.000,00 dat voor het overlijden van erflaatster aan [gedaagde] is overgemaakt. [eiser] stelt dat dit bedrag moet worden verdeeld, terwijl [gedaagde] betoogt dat het een schenking betreft en buiten de verdeling moet blijven. De rechtbank heeft op 23 april 2025 geoordeeld dat het bedrag van € 15.000,00 moet worden aangemerkt als onverschuldigde betaling en dus tot de nalatenschap behoort. De rechtbank heeft de verdeling van de nalatenschap vastgesteld, waarbij de vordering van de nalatenschap op [gedaagde] van € 15.000,00 aan [gedaagde] is toegedeeld, met als gevolg dat [eiser] een vordering op [gedaagde] van € 7.500,00 heeft vanwege overbedeling. Daarnaast is het resterende saldo op de ervenrekening en de belastingteruggave gelijkelijk verdeeld tussen de partijen. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team handel
Zaaknummer: C/09/674671 / HA ZA 24-924
Vonnis van 23 april 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. W.J. van der Kroon,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 2] (Verenigde Arabische Emiraten),
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. A.A.G. Balkenende,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 4 juli 2024, met producties 1 tot en met 12,
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 3,
- het tussenvonnis van 15 januari 2025 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- de akte overlegging producties van [gedaagde] , met producties die door de rechtbank worden doorgenummerd als 4 tot en met 6.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 maart 2025. Daarbij waren partijen en hun advocaten aanwezig. Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen vragen van de rechtbank beantwoord en hun standpunten verder toegelicht. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat ter zitting is besproken.
1.3.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiser] en [gedaagde] zijn de kinderen van [erflaatster] (hierna: erflaatster). Erflaatster is overleden op [datum] 2023 en [eiser] en [gedaagde] zijn haar enig erfgenamen. Zij maken ieder aanspraak op de helft van de nalatenschap, maar twisten over de verdeling daarvan. Het belangrijkste geschilpunt is of een bedrag van € 15.000,00 dat voor het overlijden van erflaatster is overgemaakt naar [gedaagde] tot de nalatenschap behoort. [eiser] stelt dat dit bedrag moet worden verdeeld. [gedaagde] betoogt dat dit bedrag aan hem is geschonken en buiten de verdeling moet blijven. In deze procedure vordert [eiser] kort gezegd verdeling van de nalatenschap en betaling door [gedaagde] aan hem van de helft van het saldo op de ervenrekening plus de helft van € 15.000,00. [gedaagde] vindt dat de vorderingen moeten worden afgewezen. De rechtbank stelt de verdeling vast en oordeelt dat ook het bedrag van € 15.000,00 in de verdeling moet worden betrokken.

3.De beoordeling

Verdeling nalatenschap
3.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat de nalatenschap van erflaatster kan worden verdeeld en dat aan ieder de helft van de resterende baten toekomt. Partijen zijn het er over eens dat de nalatenschap geen schulden (meer) heeft.
3.2.
[gedaagde] voert nog aan dat [eiser] geen belang heeft bij toewijzing van de vordering tot vaststelling van de verdeling, omdat [gedaagde] er te allen tijde blijk van heeft gegeven mee te zullen werken aan de verdeling. Uit de stellingen van partijen blijkt echter dat zij niet tot overeenstemming kunnen komen over de verdeling. Het belang van [eiser] bij zijn vordering tot vaststelling van de verdeling door de rechtbank is daarmee gegeven.
3.3.
De rechtbank stelt vast dat de volgende tot de nalatenschap resterende baten moeten worden verdeeld:
een vordering van de nalatenschap op [gedaagde] van € 15.000,00, zoals hierna verder wordt toegelicht;
het (totale resterende) saldo op de ervenrekening van € 17.418,13, dat inmiddels is overgemaakt naar [gedaagde] ;
een teruggave van de Belastingdienst van € 908; en
sierraden met een door partijen vastgestelde waarde van € 187,50.
3.4.
De rechtbank zal de verdeling vaststellen zoals hierna per bate wordt toegelicht.
De vordering op [gedaagde] van € 15.000,00
3.5.
Partijen verschillen van mening over de vraag of een bedrag van (uiteindelijk) € 15.000,00 dat door erflaatster is overgemaakt naar [gedaagde] in de verdeling moet worden betrokken. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend.
3.6.
Feitelijk is het volgende gebeurd. Erflaatster heeft op 23 augustus 2021 een voorschot ontvangen van € 30.000,00 op haar erfdeel van de nalatenschap van haar zus. Dit bedrag is een dag later volledig overgemaakt naar [gedaagde] met als omschrijving ‘deposit’. Op 24 september 2021 heeft [gedaagde] weer een bedrag van € 15.000,00 overgemaakt naar erflaatster met als omschrijving ‘terugboeking’. Vervolgens heeft erflaatster op diezelfde dag vijf keer een bedrag van € 3.000,00 overgemaakt naar de kinderen van [eiser] en [gedaagde] met als omschrijving ‘schenking’. [gedaagde] heeft dus een bedrag van € 30.000,00 ontvangen van erflaatster, waarvan hij € 15.000,00 weer heeft terugbetaald.
3.7.
[eiser] stelt dat het (resterende) bedrag van € 15.000,00 dat is overgemaakt naar [gedaagde] nog tot de nalatenschap behoort en moet worden verdeeld. Hij wijst op een mail van [gedaagde] van 20 september 2021 waarin [gedaagde] schrijft dat het bedrag van € 30.000,00 ‘even’ op zijn rekening is ‘geparkeerd’, maar na overleg met een fiscalist weer zal worden teruggestort naar erflaatster “
omdat dit nu inderdaad niet handig lijkt”. [eiser] voert verder aan dat [gedaagde] voor erflaatster de digitale bankzaken deed en deze overschrijving van € 30.000,00 namens erflaatster zelf heeft verricht. De rechtbank begrijpt de stellingen van [eiser] zo dat hij stelt dat erflaatster een bedrag van € 15.000,00 onverschuldigd heeft betaald aan [gedaagde] . Erflaatster had daarom een vordering op [gedaagde] uit hoofde van onverschuldigde betaling, welke vordering volgens [eiser] in de nalatenschap valt en moet worden verdeeld.
3.8.
[gedaagde] betwist dat dit bedrag onverschuldigd is betaald en stelt dat sprake is van een schenking. Hij stelt dat erflaatster initieel een bedrag van € 30.000,00 aan hem had geschonken als gebaar voor alles wat hij voor erflaatster heeft gedaan. [gedaagde] heeft deze schenking vervolgens uitgevoerd voor erflaatster door overschrijving van dat bedrag naar zijn eigen bankrekening. Omdat hij achteraf vond dat het ging om te veel geld, heeft hij met erflaatster besproken dat hij de helft zou teruggeven aan erflaatster zodat dit als schenking verdeeld kon worden over de kleinkinderen van erflaatster, aldus nog steeds [gedaagde] .
3.9.
De rechtbank oordeelt dat sprake is van onverschuldigde betaling. [eiser] heeft gemotiveerd gesteld dat geen rechtsgrond ten grondslag ligt aan de overschrijving door erflaatster naar [gedaagde] . [gedaagde] heeft op 20 september 2021 namelijk zelf geschreven dat hij het hele bedrag weer zou terugstorten. De helft van het bedrag heeft hij vervolgens ook daadwerkelijk teruggestort. De verklaring die [gedaagde] thans geeft voor de feitelijke gang van zaken in augustus/september 2021 strookt niet met de inhoud van zijn mail van 20 september 2021 aan [eiser] . Gelet op deze feiten, heeft [gedaagde] onvoldoende gemotiveerd weersproken dat voor de betaling op 24 augustus 2021 geen grondslag aanwezig was.
3.10.
Dit betekent dat de nalatenschap een vordering heeft op [gedaagde] van € 15.000,00, welke vordering aan ieder van partijen voor de helft toekomt. De rechtbank deelt deze vordering volledig toe aan [gedaagde] , als gevolg waarvan [eiser] een vordering verkrijgt op [gedaagde] van € 7.500,00 vanwege overbedeling.
Saldo ervenrekening
3.11.
Partijen zijn het met elkaar eens dat het resterende saldo op de ervenrekening (in totaal) € 26.201,55 bedroeg. Daarvan heeft [gedaagde] de uitvaartkosten van € 8.783,42 voldaan, waarna het resterende saldo € 17.418,13 bedroeg. Dit saldo is (in delen) volledig overgemaakt naar [gedaagde] , maar komt aan [eiser] en [gedaagde] in gelijke delen toe. Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] daarom een bedrag moet betalen aan [eiser] .
3.12.
In overeenstemming met de feitelijke situatie, deelt de rechtbank het volledige (resterende) saldo van € 17.418,13 daarom toe aan [gedaagde] . [gedaagde] heeft dit namelijk al ontvangen. [eiser] verkrijgt als gevolg daarvan een vordering op [gedaagde] van € 8.709,07 vanwege overbedeling.
Belastingteruggave
3.13.
De nalatenschap had aanspraak op een belastingteruggave van € 908. Partijen zijn het met elkaar eens dat zij ieder aanspraak maken op de helft van dit bedrag. De Belastingdienst zou dit bedrag overmaken naar de ervenrekening, maar de ervenrekening was al opgeheven ten tijde van de voorgenomen overboeking.
3.14.
[eiser] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij na het uitbrengen van de dagvaarding met de Belastingdienst heeft afgesproken dat [eiser] en [gedaagde] allebei de helft van dit bedrag direct van de Belastingdienst zullen ontvangen. De rechtbank zal daarom, wederom conform de reeds feitelijk ontstane situatie, [eiser] en [gedaagde] ieder de helft van de vordering op de Belastingdienst toedelen. [eiser] heeft zijn deel al ontvangen. [gedaagde] zal aan de Belastingdienst ook zijn deel moeten vragen.
Sierraden
3.15.
Tot de nalatenschap behoren sierraden van erflaatster. Deze sierraden zijn in het bezit van [eiser] . [eiser] heeft tijdens de mondelinge behandeling toegezegd de helft van de waarde van deze sierraden aan [gedaagde] toe te laten komen. [gedaagde] heeft daar geen bezwaar tegen gemaakt.
3.16.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen vastgesteld, aan de hand van een in opdracht van [eiser] uitgevoerde taxatie, dat de sierraden een totale waarde hebben van € 187,50. De rechtbank deelt de sierraden toe aan [eiser] , als gevolg waarvan [gedaagde] een vordering verkrijgt op [eiser] van € 93,75 vanwege overbedeling.
Conclusie verdeling
3.17.
De conclusie is dat de nalatenschap zal worden verdeeld als volgt:
a. de vordering van de nalatenschap op [gedaagde] van € 15.000,00, uit hoofde van onverschuldigde betaling, wordt toegedeeld aan [gedaagde] , als gevolg waarvan [eiser] een vordering verkrijgt op [gedaagde] van € 7.500,00 vanwege overbedeling;
b. het (totale resterende) saldo op de ervenrekening van € 17.418,13 wordt toegedeeld aan [gedaagde] , als gevolg waarvan [eiser] een vordering verkrijgt op [gedaagde] van € 8.709,07 vanwege overbedeling;
c. de helft van de vordering op de Belastingdienst wordt toegedeeld aan [gedaagde] , en de andere helft aan [eiser] ; en
d. de sierraden worden toegedeeld aan [eiser] , als gevolg waarvan [gedaagde] een vordering verkrijgt op [eiser] van € 93,75 vanwege overbedeling.
3.18.
Het resultaat van de vorderingen vanwege overbedeling over en weer is dat [gedaagde] een bedrag aan [eiser] dient te betalen van € 16.115,32.
Ervenrekeningen zijn opgeheven
3.19.
[eiser] vorderde aanvankelijk ook dat hij wordt gemachtigd om namens de erfgenamen te beschikken over de ervenrekeningen. Omdat de ervenrekeningen zijn opgeheven, heeft [eiser] zijn vorderingen op dit punt tijdens de mondelinge behandeling ingetrokken. Hierover hoeft dus geen beslissing te worden gegeven.
Wettelijke rente
3.20.
De vordering van [eiser] tot vermeerdering van het door [gedaagde] aan hem verschuldigde bedrag met wettelijke rente wordt afgewezen. Zolang de verdeling van een tot de gemeenschap behorende bate niet is vastgesteld, kan een daarop gebaseerde vordering niet worden beschouwd als een vordering tot betaling van een geldsom ter zake waarvan de debiteur in verzuim is. Van verzuim is dan ook nog geen sprake.
Proceskosten
3.21.
Beide partijen vorderen veroordeling van de andere partij in de kosten van deze procedure. Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen echter worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
stelt de verdeling van de nalatenschap van erflaatster vast als overwogen in 3.17,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] wegens overbedeling tot betaling aan [eiser] van € 16.115,32,
4.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Kuipers en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2025.
type: 3557