Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 januari 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, vertegenwoordigd door mr. P.L.M. Stieger, had een aanvraag ingediend voor tijdelijke bescherming op basis van Richtlijn 2001/55/EG. Deze aanvraag werd door de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, afgewezen. Eiser heeft bezwaar aangetekend tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. Hierop heeft eiser op 25 september 2024 beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en heeft buiten zitting uitspraak gedaan. De rechtbank constateerde dat van de indiener van het beroepschrift griffierecht geheven dient te worden op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb. Aangezien het griffierecht niet was betaald en er geen verschoonbare redenen waren voor het verzuim, heeft de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser had bij de indiening van het beroepschrift verzocht om vrijstelling van het griffierecht, maar dit verzoek werd op 8 oktober 2024 ingetrokken. De rechtbank heeft vastgesteld dat een herinneringsnota was verstuurd door het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) en dat de aangetekende brief door eiser was ontvangen. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat niet voldaan was aan de betalingsverplichting van het griffierecht.