ECLI:NL:RBDHA:2025:744

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 januari 2025
Publicatiedatum
23 januari 2025
Zaaknummer
NL24.37635
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet-betaling griffierecht in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 januari 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, vertegenwoordigd door mr. P.L.M. Stieger, had een aanvraag ingediend voor tijdelijke bescherming op basis van Richtlijn 2001/55/EG. Deze aanvraag werd door de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, afgewezen. Eiser heeft bezwaar aangetekend tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. Hierop heeft eiser op 25 september 2024 beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en heeft buiten zitting uitspraak gedaan. De rechtbank constateerde dat van de indiener van het beroepschrift griffierecht geheven dient te worden op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb. Aangezien het griffierecht niet was betaald en er geen verschoonbare redenen waren voor het verzuim, heeft de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser had bij de indiening van het beroepschrift verzocht om vrijstelling van het griffierecht, maar dit verzoek werd op 8 oktober 2024 ingetrokken. De rechtbank heeft vastgesteld dat een herinneringsnota was verstuurd door het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) en dat de aangetekende brief door eiser was ontvangen. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat niet voldaan was aan de betalingsverplichting van het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.37635

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. P.L.M. Stieger),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 14 juni 2024 heeft verweerder de aanvraag van eiser om tijdelijke bescherming krachtens Richtlijn 2001/55/EG afgewezen.
Met het bestreden besluit van 29 augustus 2024 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Het bezwaar is ongegrond verklaard.
Eiser heeft vervolgens op 25 september 2024 beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) buiten zitting uitspraak.

Overwegingen

1. Van de indiener van het beroepschrift wordt door de griffier een griffierecht geheven op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb.
2. Op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb wordt het beroep door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard indien het verschuldigde bedrag niet of niet tijdig is bijgeschreven of gestort, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. [1]
Bij de indiening van zijn beroepschrift heeft eiser verzocht om vrijstelling van het griffierecht. Op 8 oktober 2024 heeft eiser schriftelijk het verzoek om vrijstelling ingetrokken.
Op 8 november 2024 heeft het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) aangetekend een herinneringsnota verstuurd met het verzoek tot betaling van het griffierecht binnen vier weken na dagtekening van de brief. Uit informatie van PostNL blijkt dat de aangetekende brief in ontvangst is genomen en ondertekend.
3. De rechtbank stelt vast dat het griffierecht niet is betaald. Verder is niet gebleken dat het verzuim verschoonbaar is. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. Chakur, griffier, op 22 januari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Voetnoten

1.Artikel 8:41,vierde, vijfde en zesde lid, van de Awb.