Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoekster] , verzoekster
de minister van Asiel en Migratie, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
Op 23 januari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster, de minister van Asiel en Migratie, en verweerder. Verzoekster had op 10 december 2024 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld zonder zitting, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
In een eerdere uitspraak op dezelfde dag, onder zaaknummer NL24.49568, is het beroep van verzoekster gegrond verklaard, waardoor de voorzieningenrechter oordeelde dat een voorlopige voorziening niet meer nodig was. Het verzoek werd dan ook als kennelijk ongegrond afgewezen. Desondanks heeft de voorzieningenrechter verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, vastgesteld op € 907, voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De voorzieningenrechter heeft de beslissing als volgt geformuleerd: het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen en verweerder wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan verzoekster. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.