ECLI:NL:RBDHA:2025:7402

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
1 mei 2025
Zaaknummer
NL24.43357
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag onder besluit- en vertrekmoratorium voor Syriërs

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de Minister van Asiel en Migratie omdat er niet tijdig is beslist op zijn asielaanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de asielaanvraag van eiser valt onder het besluit- en vertrekmoratorium voor personen afkomstig uit Syrië. Eiser had zijn aanvraag op 13 juli 2023 ingediend en de minister was verplicht om binnen zestien weken na een eerdere uitspraak van de rechtbank, gedateerd 25 april 2024, te beslissen. Aangezien de minister deze termijn niet heeft gehaald, heeft eiser een ingebrekestelling ingediend op 18 oktober 2024. De rechtbank oordeelt dat de ingebrekestelling niet prematuur was, omdat het besluitmoratorium nog niet van kracht was ten tijde van de ingebrekestelling. De rechtbank concludeert dat het beroep van eiser ongegrond is, omdat het besluitmoratorium inmiddels van toepassing is en de beslistermijn is verlengd. Eiser krijgt echter wel een vergoeding voor de proceskosten, omdat hij terecht beroep heeft ingesteld. De minister wordt veroordeeld tot betaling van € 453,50 aan proceskosten.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.43357
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. M. Issa),

en

de Minister van Asiel en Migratie.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend na de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 25 april 2024.1 In die uitspraak staat onder meer dat de minister binnen zestien weken na verzending van die uitspraak moet beslissen op de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag). Eiser stelt nu beroep in, omdat de minister binnen die termijn geen beslissing heeft genomen op de aanvraag.

Overwegingen

1. De rechtbank vindt het in deze zaak niet nodig om partijen uit te nodigen voor een zitting.2
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.3
Is het beroep van eiser ontvankelijk en gegrond?
3. Eiser heeft zijn asielaanvraag op 13 juli 2023 ingediend. Soms kan niet worden verwacht dat de betrokkene eerst een ingebrekestelling stuurt. Dat is in dit geval zo, omdat de bestuursrechter in de uitspraak van 25 april 2024 een uitdrukkelijke en inmiddels verstreken termijn heeft gesteld voor het nemen van een nieuw besluit.4 Eiser heeft de minister desondanks alsnog op 18 oktober 2024 in gebreke gesteld.
2 Artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3 Artikel 6:2, onder b, en 6:12, tweede lid, van de Awb.
4. Bij besluit van 11 december 20245 heeft de minister met ingang van 14 december 2024 een besluit- en vertrekmoratorium ingesteld voor asielaanvragen voor personen afkomstig uit Syrië. Op grond van artikel 2 van het Besluit tot instelling van het besluitmoratorium wordt de beslistermijn voor asielaanvragen van uit Syrië afkomstige vreemdelingen verlengd met een jaar tot ten hoogste 21 maanden.6
5. De rechtbank stelt vast dat het besluitmoratorium nog niet van kracht was ten tijde van de door eiser ingediende ingebrekestelling. Daarom kan niet worden geoordeeld dat deze prematuur is ingediend. Omdat het beroep meer dan twee weken na de ontvangst van de ingebrekestelling is ingediend, is voldaan aan de eisen van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, zodat het beroep ontvankelijk is.
6. Dit laat onverlet dat de minister op de datum van inwerkingtreding van het besluitmoratorium nog niet had beslist op de asielaanvraag van eiser. Zoals volgt uit de totstandkomingsgeschiedenis van (het huidige) artikel 43 van de Vw, is een besluitmoratorium ook van toepassing op asielaanvragen waarop nog niet is beslist. Daaronder zijn ook begrepen asielaanvragen waarvoor de oorspronkelijke beslistermijn al is verstreken op het moment van inwerkingtreding van het besluitmoratorium. Het beroep van de vreemdeling tegen het niet tijdig beslissen zal dan ongegrond verklaard kunnen worden, omdat het besluitmoratorium inmiddels van toepassing is en de termijn waarop op de aanvraag moet worden beslist dus met ten hoogste één jaar is verlengd.7 De rechtbank wijst ook op de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.8
7. De minister heeft nog niet op de asielaanvraag van eiser beslist. Eiser valt ook niet onder één van de in artikel 4 van het Besluit tot instelling van het besluitmoratorium genoemde categorieën die uitgesloten zijn van de werking van het besluitmoratorium. Om die redenen is de verplichting van de minister om op de asielaanvraag van eiser te beslissen alsnog opgeschort voor de in het besluitmoratorium genoemde duur van een jaar tot ten hoogste 21 maanden.
Conclusie en gevolgen
8. Het beroep is kennelijk ongegrond. Omdat ten tijde van het beroep het besluitmoratorium nog niet van kracht was en eiser terecht beroep heeft ingediend, krijgt eiser wel een vergoeding voor zijn proceskosten. De minister moet deze vergoeding betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag, omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 0,5).
5 Staatscourant van 13 december 2024, nr. 41538.
6 Artikel 43, eerste lid, van de Vw.
7 TK 1998 – 1999, 26 732, nr. 3, p. 49 en TK 1998 – 1999, 26 732, nr. 7, p. 175 en 176.
8 Zie o.m. de uitspraak van 23 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3600, onder 5.3.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Khalloufi, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
08 april 2025

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.