In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 25 maart 2025 uitspraak gedaan in een beroep dat eiser had ingediend tegen het niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie op zijn asielaanvraag. Eiser had zijn aanvraag ingediend, maar de minister had hierop niet tijdig beslist. Op 26 augustus 2024 heeft de minister alsnog een afwijzend besluit genomen op de aanvraag. Eiser heeft zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit gehandhaafd, maar de rechtbank oordeelt dat dit beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Dit komt omdat de minister inmiddels op de aanvraag heeft beslist, waardoor eiser geen belang meer heeft bij een oordeel van de rechtbank over het niet tijdig nemen van een besluit. Eiser heeft geen gronden tegen het afwijzende besluit aangevoerd onder het huidige zaaknummer en heeft separaat beroep ingesteld tegen het afwijzende besluit van 26 augustus 2024, geregistreerd onder een ander zaaknummer.
De rechtbank heeft ook overwogen dat de minister in de proceskosten van eiser moet worden veroordeeld, omdat de minister het besluit te laat heeft genomen. Eiser heeft een professionele juridische hulpverlener ingeschakeld om het beroepschrift in te dienen, en de rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 453,50, rekening houdend met de wegingsfactor voor de aard van de zaak. De uitspraak is openbaar gemaakt op 25 maart 2025 en is gedaan door rechter mr. A. Skerka in aanwezigheid van griffier mr. N. Khalloufi.