3.1.Verweerder heeft de watervergunning verleend bij primair besluit. Daarin heeft verweerder toestemming gegeven voor het voor het dempen van 260 m² overig oppervlaktewater. Voor het graven van 265 m² overig oppervlaktewater is geen vergunning nodig. Dit valt onder de Uitvoeringsregels behorende bij de Keur Rijnland 2020. Aan de vergunning zijn twee voorschriften verbonden, die luiden als volgt:
1. Voordat de demping wordt uitgevoerd moet de bagger zijn verwijderd.
2. Alle aanwezige hemelwaterafvoeren die lozen op de te dempen watergang moeten worden verlengd tot aan de nieuw te graven watergang.
4. In het bestreden besluit heeft verweerder de vergunning gehandhaafd en een derde voorschrift aan de watervergunning toegevoegd ter verduidelijking van de volgorde waarin vergunninghouder het graven van de compensatie en het dempen moet uitvoeren. Het nieuwe voorschrift luidt:
3. Het oppervlaktewater dat dient ter compensatie van de demping van 260 m² moet voor de demping zijn gegraven.
5. Eisers zijn het niet eens met de verleende watervergunning. Eisers wonen ten zuiden van de [gebied] en vrezen dat de demping nadelige gevolgen kan hebben voor de waterhuishoudingen rondom hun woningen. Eisers voeren aan er procedurele fouten zijn gemaakt zijn gemaakt door verweerder. Verder voeren zij aan dat in de watervergunning ten onrechte niet een voorschrift is opgenomen dat inhoudt dat demping van het oppervlaktewater pas mag plaatsvinden nadat een andere watergang van 190 m² is gedempt, waarvoor ook een watervergunning is verleend. Eisers betogen verder dat het bestreden besluit niet waarborgt dat de compensatie plaatsvindt in hetzelfde peilvak als waar het oppervlaktewater wordt gedempt, dat verweerder niet heeft onderzocht of de benodigde compensatie wel kan plaatsvinden op de beoogde locatie en ten slotte dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de gevolgen voor de afvoer van hemelwater.
Beoordeling door de rechtbank
6. De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid van de watervergunning. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep van eisers ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
7. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Omdat de watervergunning vóór 1 januari 2024 is aangevraagd, blijft de Waterwet en de onderliggende regelgeving, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing.
8. Eisers betogen dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte niet het primaire besluit heeft herroepen en een gewijzigde vergunning heeft verleend aan vergunninghouder. Daarnaast had verweerder in het bestreden besluit aan eisers een proceskostenvergoeding moeten toekennen, omdat verweerder heeft erkend dat er vanwege het ontbreken van voorschrift 3 in de vergunning een onrechtmatigheid in het primaire besluit zat.