ECLI:NL:RBDHA:2025:733

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 januari 2025
Publicatiedatum
23 januari 2025
Zaaknummer
SGR 24/6439
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de verlening van een omgevingsvergunning voor de bouw van een appartementencomplex

Op 8 januari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. T.E.M. Burghardt, en het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn, vertegenwoordigd door M.J. Loos en T. Stolkwijk. De zaak betreft een omgevingsvergunning voor de bouw van een appartementencomplex met 48 appartementen en twee commerciële ruimtes. Eiseres heeft beroep aangetekend tegen het besluit van verweerder om deze vergunning te verlenen aan vergunninghoudster, die ook vertegenwoordigd was in de zitting. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de bedrijfsvoering van eiseres niet onevenredig wordt belemmerd door het bouwplan. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar een akoestisch onderzoek dat aantoont dat de geluidsbelasting van de werkzaamheden van eiseres binnen de voorgeschreven normen blijft. De rechtbank heeft ook overwogen dat angst voor mogelijke klachten van nieuwe bewoners geen reden kan zijn om de omgevingsvergunning te weigeren. De uitspraak is gedaan in het openbaar en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/6439
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 januari 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. T.E.M. Burghardt),
en

het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn, verweerder

(gemachtigde: M.J. Loos en T. Stolkwijk).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[bedrijfsnaam] B.V.uit [vestigingsplaats] , vergunninghoudster
(gemachtigde: mr. H.A. Samuels Brusse-van der Linden).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van verweerder om een omgevingsvergunning te verlenen aan vergunninghoudster voor het bouwen van een appartementencomplex met 48 appartementen en twee commerciële ruimtes aan de [adres] te [plaatsnaam] .
Verweerder heeft de omgevingsvergunning met het besluit van 13 oktober 2023 (het primaire besluit) verleend. Met het besluit van 28 mei 2024 (het bestreden besluit) op het bezwaar van eiseres is verweerder bij dit besluit gebleven.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van verweerder van 28 mei 2024 op 8 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam 1] namens eiseres, de gemachtigde van eiseres, de gemachtigden van verweerder, [naam 2] en [naam 3] namens vergunninghoudster en de gemachtigde van vergunninghoudster.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wabo.
1.1.
De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 21 juli 2023. Dat betekent dat in dit geval de Wabo van toepassing blijft.
1.2.
Dit betekent ook dat op deze zaak nog de Crisis- en herstelwet (Chw) van toepassing is. Ingevolge artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Chw, gelezen in samenhang met categorie 3.1 van bijlage I van deze wet, is afdeling 2 van de Chw op deze procedure van toepassing.
2. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat de bedrijfsvoering van eiseres door het bouwplan niet onevenredig wordt belemmerd. In het akoestisch onderzoek van Cauberg Huygen is rekening gehouden met de geluidsbelasting die gepaard gaat met de werkzaamheden van eiseres. Uit dat onderzoek blijkt dat door de dove gevel van het appartementencomplex aan de noordzijde wordt voldaan aan de in artikel 5.4 onder ah van het bestemmingsplan ‘ [bestemmingsplan] ’ (het bestemmingsplan) voorgeschreven maximale binnenwaarde. De deuren in de dove gevel komen niet uit op een geluidgevoelige ruimte en doen dus geen afbreuk aan de werking van de dove gevel. Dat het appartementencomplex wordt uitgevoerd met die dove gevel is voorgeschreven in de omgevingsvergunning. Daarmee is geborgd dat in het appartementencomplex sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, zonder dat de bedrijfsvoering van eiseres daarvoor moet worden aangepast.
3. Dat de nieuwe bewoners desondanks zouden kunnen gaan klagen over geluidsoverlast door eiseres kan geen reden zijn om de omgevingsvergunning te weigeren. De vergunningaanvraag moet immers getoetst worden aan de beoordelingscriteria van het bestemmingsplan en als daaraan wordt voldaan, zoals in dit geval, wordt de omgevingsvergunning verleend. Dat volgt uit artikel 5.4 van het bestemmingsplan in combinatie gelezen met artikel 7c, veertiende lid, van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet.
4. Om die reden kunnen ook de beroepsgronden over de zonnepanelen op het bedrijfsgebouw van eiseres, de tv-schotelantenne op de bedrijfswoningen en de tijdelijke afsluiting van de Energieweg niet slagen. Ook die aspecten zijn immers geen onderdeel van het toetsingskader dat het bestemmingsplan geeft voor deze omgevingsvergunning.
5. Uit de bezonningstudie blijkt verder dat ten aanzien van de bedrijfswoningen van eiseres wordt voldaan aan de lichte TNO-norm, die in artikel 5.4 onder v van het bestemmingsplan is voorgeschreven.
6. Ten aanzien van de opmerking in het beroepschrift dat het bezwaarschrift als herhaald en ingelast moet worden beschouwd, geldt dat in de beslissing op bezwaar en het advies van de bezwaarschriftencommissie is ingegaan op de daarin naar voren gebrachte bezwaren. In het beroepschrift en ter zitting heeft eiseres geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging van die bezwaren onjuist of onvolledig zou zijn.
7. Omdat het beroep ongegrond is, bestaat er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.
8. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 januari 2025 door mr. A.J. van der Ven, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Klein, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Op het hoger beroep tegen deze uitspraak is de Crisis- en herstelwet van toepassing. Dit betekent dat in het hogerberoepschrift de gronden van hoger beroep kenbaar moeten worden gemaakt. Na de genoemde termijn van zes weken kunnen geen nieuwe beroepsgronden meer worden aangevoerd. Indien binnen de beroepstermijn geen gronden zijn ingediend, wordt het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.