ECLI:NL:RBDHA:2025:7229

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 april 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
NL25.1142
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielberoep wegens inwilliging aanvraag en afwezigheid van procesbelang

In deze zaak heeft eiseres op 9 januari 2025 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag van 23 februari 2018. De minister van Asiel en Migratie heeft op 20 februari 2025 de asielaanvraag ingewilligd. Eiseres heeft vervolgens op 28 februari 2025 het beroep gehandhaafd, omdat de bestuurlijke dwangsom niet door de minister was vastgesteld. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank overweegt dat, nu de asielaanvraag is ingewilligd, eiseres geen procesbelang meer heeft voor zover het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag. Eiseres heeft haar beroep willen handhaven voor zover de minister heeft geconcludeerd dat er geen bestuurlijke dwangsommen verschuldigd zijn. De rechtbank stelt vast dat de Tijdelijke wet bepaalt dat de artikelen 4:17 tot en met 4:19 en 8:55c van de Awb van toepassing zijn op besluiten op asielaanvragen, waardoor de minister geen bestuurlijke dwangsommen kan verbeuren.

De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de Afdeling van 30 november 2022, waarin is geoordeeld dat er geen aanleiding is om de Tijdelijke wet onverbindend te achten wegens strijd met het Unierecht. Aangezien de Tijdelijke wet in dit geval de mogelijkheid van een bestuurlijke dwangsom uitsluit, ontbreekt ook in dit opzicht het procesbelang. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.

Desondanks, omdat eiseres terecht beroep heeft ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag, veroordeelt de rechtbank de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 453,50, vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en veroordeelt de minister in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.1142

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Alkir),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 9 januari 2025 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag van 23 februari 2018.
Bij besluit van 20 februari 2025 heeft verweerder de asielaanvraag ingewilligd. De rechtbank heeft eiseres in de gelegenheid gesteld om daarop te reageren. Bij bericht van 28 februari 2025 heeft eiseres het beroep gehandhaafd, omdat de bestuurlijke dwangsom niet door verweerder is vastgesteld.
De rechtbank doet op grond van art. 8:54, eerste lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Voor zover het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag van eiseres, dient te worden vastgesteld dat met de inwilliging van deze aanvraag aan het beroep is tegemoetgekomen zodat eiseres gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb in zoverre geen procesbelang meer heeft.
2. Eiseres heeft haar beroep willen handhaven voor zover verweerder in het besluit van 20 februari 2025 heeft geconcludeerd dat hij aan eiseres geen bestuurlijke dwangsommen verschuldigd is. De Tijdelijke wet [2] sluit uit dat de artikelen 4:17 tot en met 4:19 en 8:55c van de Awb worden toegepast op besluiten op asielaanvragen. Het gevolg hiervan is dat verweerder aan eiseres geen bestuurlijke dwangsommen kan verbeuren.
3. De Afdeling [3] heeft bij uitspraak van 30 november 2022 [4] geoordeeld dat er geen aanleiding is voor de conclusie dat de Tijdelijke wet op dit punt onverbindend moet worden geacht wegens strijd met het Unierecht.
4. Nu artikel 1 van de Tijdelijke wet in dit geval de mogelijkheid van een bestuurlijke dwangsom uitsluit, kan eiseres met het beroep niet bereiken wat zij wil, zodat ook in zoverre het procesbelang ontbreekt.
5. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
6. Omdat eiseres vanwege het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag terecht beroep heeft ingesteld, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 453,50 bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is omdat het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
€ 453,50 (vierhonderddrieënvijftig euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan op 24 april 2025 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. Sewratan, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.De tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.