In deze zaak heeft verzoekster op 7 maart 2025 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar asielaanvraag van 1 juli 2021. De minister van Asiel en Migratie, verweerder in deze procedure, heeft op 14 maart 2025 de asielaanvraag van verzoekster ingewilligd. Na deze beslissing heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verweerder niet binnen de geldende termijn op de aanvraag van verzoekster heeft beslist en deze aanvraag hangende het beroep is ingewilligd, is verweerder geheel tegemoetgekomen aan het beroep van verzoekster.
De rechtbank heeft het verzoek van verzoekster om vergoeding van de proceskosten als kennelijk gegrond toegewezen. De kosten zijn vastgesteld op € 453,50, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank heeft de wegingsfactor 'licht' toegepast, omdat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De beslissing van de rechtbank is openbaar gemaakt op 24 april 2025.