ECLI:NL:RBDHA:2025:710

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 januari 2025
Publicatiedatum
22 januari 2025
Zaaknummer
NL24.49621, NL24.49622, NL24.49624, NL24.49625
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvragen van Jemenitische zussen en de toepassing van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 13 januari 2025, zijn de beroepen van twee Jemenitische zussen, eiseres 1 en eiseres 2, tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van hun aanvragen op basis van de Dublinverordening. Eiseressen hebben aangevoerd dat zij in Spanje geen toegang tot opvang of andere voorzieningen zullen krijgen en dat verweerder aanvullende garanties van de Spaanse autoriteiten had moeten vragen. De rechtbank oordeelt echter dat eiseressen niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij zonder die garanties geen adequate zorg- en opvangvoorzieningen zullen ontvangen. De rechtbank verwijst naar het interstatelijk vertrouwensbeginsel, dat inhoudt dat verweerder mag uitgaan van de veronderstelling dat Spanje zijn verdragsverplichtingen nakomt. De rechtbank concludeert dat de beroepen kennelijk ongegrond zijn en dat de verzoeken om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk worden verklaard. De belangen van het kind van eiseres 2 zijn voldoende betrokken bij de besluitvorming, en er zijn geen omstandigheden aangevoerd die wijzen op nadelige gevolgen voor het kind bij een overdracht naar Spanje. De rechtbank wijst de verzoeken om proceskostenvergoeding af.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.49621, NL24.49622 en NL24.49624, NL24.49625
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen [eiseres 1], eiseres/verzoekster (hierna: eiseres 1)
V-nummer: [V-nummer],
[eiseres 2], eiseres/verzoekster (hierna: eiseres 2), mede namens haar minderjarige kind [kind],
V-nummers: [v-nummers]
(gemachtigde: mr. M.J.A. Bakker), en
de minister van Asiel en Migratie,verweerder

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseressen tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter beoordeelt in deze uitspraak het verzoek om een voorlopige voorziening van eiseressen. Verweerder heeft hun aanvragen met de bestreden besluiten van 10 december 2024 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor deze aanvragen.

Beoordeling door de rechtbank

Geen zitting
2. De rechtbank houdt in deze zaken geen zitting. De beroepen zijn namelijk kennelijk ongegrond.1 Hieronder legt de rechtbank dit uit.
Waar gaat de zaak over?
3. Eiseres 1 stelt te zijn geboren op [geboortedag 1] 1994 en de Jemenitische nationaliteit te hebben. Eiseres 2 stelt te zijn geboren op [geboortedag 2] 1996 en de Jemenitische nationaliteit te hebben. Eiseres 2 heeft een kind dat op 19 juli 2024 in Nederland is geboren. Haar echtgenoot verblijft in Egypte. Eiseressen zijn zussen.
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening2
1. Zie artikel 8:54, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Verordening (EU) Nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot
neemt verweerder een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. In het geval van eiseressen is uit onderzoek gebleken dat zij door de Spaanse autoriteiten in het bezit zijn gesteld van een visum, dat geldig was van 15 oktober 2023 tot 14 april 2024. Het visum was minder dan 6 maanden verlopen ten tijde van de asielaanvragen van eiseressen in Nederland. Op grond van artikel 12, vierde lid, van de Dublinverordening heeft Nederland op 20 juni 2024 bij Spanje een verzoek om overname gedaan. De Spaanse autoriteiten hebben niet binnen twee maanden gereageerd. Daarom staat sinds 21 augustus 2024 de verantwoordelijkheid van Spanje vast op grond van artikel 22, zevende lid, van de Dublinverordening. De Spaanse autoriteiten hebben overigens op 21 november 2024 de overnameverzoeken expliciet geaccepteerd.
Wat vinden eiseressen?
5. Eiseressen stellen dat verweerder ondeugdelijk heeft gemotiveerd waarom zij geen toepassing heeft gegeven aan artikel 17 van de Dublinverordening. Eiseressen voeren aan dat zij in Spanje geen toegang zullen krijgen tot opvang. Ter onderbouwing wijzen zij op het AIDA Country Report: Spain van mei 2024. Volgens eiseressen is in dit kader ook van belang dat zij kwetsbaar zijn, omdat eiseres 2 een alleenstaande moeder is. Zij wijzen op artikel 21 van de Opvangrichtlijn. Door het gebrek aan opvang in Spanje, zullen eiseressen ook geen toegang tot gezondheidszorg hebben. Daarom had verweerder volgens eiseressen om aanvullende garanties aan Spanje moeten vragen voordat zij het overdrachtsbesluit nam. Verweerder heeft ook het belang van het kind onvoldoende betrokken. Tussen de zussen bestaat wederzijdse afhankelijkheid.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Mag verweerder ervan uitgaan dat Spanje opvang zal bieden aan eiseressen?
6. De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt is dat verweerder op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan mag uitgaan dat Spanje zijn verdragsverplichtingen tegenover Dublinclaimanten nakomt. De hoogste bestuursrechter in zaken zoals deze heeft op 24 juni 20243 nog geoordeeld dat dit uitgangspunt klopt. Het is daarom aan eiseressen om met concrete aanwijzingen aannemelijk te maken dat zij bij overdracht aan Spanje, als gevolg van het niet nakomen van de internationale verplichtingen door de Spaanse autoriteiten, een reëel risico lopen op een met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest strijdige behandeling. Daarvan is pas sprake als de tekortkomingen structureel zijn en een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken.
7. Naar het oordeel van de rechtbank zijn eiseressen er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat ten aanzien van Spanje niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De verwijzing naar het AIDA-rapport is hiervoor onvoldoende. De hoogste bestuursrechter heeft dit rapport reeds betrokken in de voornoemde uitspraak van 24 juni 2024 en geoordeeld dat ten aanzien van Spanje nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan, omdat het rapport geen wezenlijk ander beeld
vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend.
schetst van de situatie in Spanje voor Dublinclaimanten dan voorheen is beoordeeld. Eiseressen hebben niet aannemelijk gemaakt dat zij in Spanje geen toegang zullen hebben tot de opvang of andere voorzieningen. Eiseressen hebben geen asielaanvraag in Spanje ingediend en hebben daardoor ook (nog) geen gebruik gemaakt van het asiel- en opvangsysteem in Spanje. Zij kunnen dus niet met eigen ervaringen onderbouwen dat zij geen opvang zullen krijgen in Spanje. De inbreukprocedure waar eiseressen op wijzen die door de Europese Commissie is gestart tegen Spanje doet daar ook niet aan af. Deze inbreukprocedure is gestart wegens het mogelijk niet volledig omzetten van alle bepalingen van de Opvangrichtlijn4. Het is echter niet gebleken welke gebreken in de implementatie van de Opvangrichtlijn aanleiding zijn voor het starten van deze inbreukprocedure. Daarbij komt dat de Europese Commissie de Spaanse autoriteiten de gelegenheid heeft gegeven om de gestelde gebrekkige implementatie van de Opvangrichtlijn te herstellen. Voor zover eiseressen van mening zijn dat Spanje zich niet aan de verplichtingen houdt, mag van hen worden verwacht dat zij een klacht indienen bij de (hogere) Spaanse autoriteiten. Eiseressen hebben niet gesteld, noch aannemelijk gemaakt dat klagen bij de Spaanse autoriteiten voor hen niet mogelijk of bij voorbaat zinloos is.
Moet verweerder aanvullende garanties vragen voor eiseres 2?
8. Uit het Tarakhel-arrest5 volgt dat de verzoekende lidstaat – in dit geval Nederland – voor bijzonder kwetsbare personen voorafgaand aan de overdracht aanvullende garanties moet vragen aan de ontvangende lidstaat – in dit geval Spanje – als de vreemdeling aannemelijk heeft gemaakt dat zij zonder die garanties geen toereikende zorg- en opvangvoorzieningen zal krijgen. Een verplichting tot het vragen van aanvullende garanties is dus pas aan de orde als aan twee voorwaarden is voldaan. Ten eerste moet sprake zijn van bijzondere kwetsbaarheid en ten tweede moet aannemelijk zijn dat er zonder garanties geen sprake zal zijn van toereikende zorg- en opvangvoorzieningen.
8.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is er geen sprake van een vergelijkbare situatie als in het arrest Tarakhel. In die zaak ging het om een echtpaar met jonge kinderen dat middels eigen ervaringen aannemelijk had gemaakt dat zij in Italië, zonder het krijgen van aanvullende garanties geen adequate opvangvoorzieningen zouden krijgen. Daarvan is in het geval van eiseres 2 geen sprake. Ook als zij als alleenstaande moeder van een zes maanden oud kind moet worden aangemerkt als bijzonder kwetsbaar, dan heeft eiseres nog niet aannemelijk gemaakt dat de situatie in Spanje voor gezinnen met minderjarige kinderen vergelijkbaar is met de situatie in Italië. Eiseres 2 heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij zonder aanvullende garanties geen adequate opvang kan krijgen in Spanje. Uit het AIDA rapport waar eiseres 2 op wijst, blijkt dat de aankomst van een Dublinterugkeerder wordt gecoördineerd. Dat er gevallen bekend zijn van Dublinterugkeerders die geen opvang krijgen vanwege het gebrek aan plaatsen, is onvoldoende. Uit het rapport blijkt niet dat het hier gaat over alleenstaanden of gezinnen met minderjarige kinderen. Bovendien zouden de Spaanse autoriteiten, gezien het claimverzoek van 20 juni 2024, op de hoogte moeten zijn van het kind van eiseres 2. Daarbij komt dat verweerder bij de feitelijke overdracht ook alle relevante (medische) informatie moet verstrekken aan de ontvangende lidstaat, zodat deze weet welke maatregelen er eventueel getroffen moeten worden. Ten aanzien van Spanje kan dan ook worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en eiseres 2 kan zich
4 Richtlijn 2013/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming
5 Arrest van 4 november 2014, Tarakhel tegen Zwitserland (ECLI:NL:ECHR:2014:1104JUD002921712).
wenden tot de (hogere) Spaanse autoriteiten wanneer zij problemen ervaart. Verweerder hoeft daarom geen individuele garanties van de Spaanse autoriteiten te vragen voordat hij eiseres 2 en haar kind overdraagt aan Spanje.
Het belang van het kind
9. Zoals de Afdeling vaker heeft geoordeeld6, komen de uit de preambule van de Dublinverordening voortvloeiende waarborgen voor de belangen van het kind terug in de artikelen 8. 9, 10, en 16 van de Dublinverordening. De rechtbank overweegt dat gelet hierop een op goede gronden op de Dublinverordening gebaseerde overdracht op zichzelf niet zodanig ingrijpend kan worden geacht dat de belangen van het kind zonder meer worden geschaad. Verder overweegt de rechtbank dat in het arrest M.A. en anderen tegen Ierland is geoordeeld dat artikel 20, derde lid, van de Dublinverordening het vermoeden creëert dat het in het belang van het kind is om bij de behandeling van zijn situatie tot uitgangspunt te nemen dat die behandeling onlosmakelijk verbonden is met die van de ouder(s).
9.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de belangen van het kind van eiseres 2 voldoende bij de besluitvorming betrokken. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat het in het belang van het kind van eiseres 2 is om bij haar te blijven. Spanje is daarmee ook verantwoordelijk om de belangen van dit kind te waarborgen. Er zijn geen omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat een overdracht naar Spanje nadelige gevolgen heeft voor het kind.
Wederzijdse afhankelijkheid
10. Gezien het voorgaande behoeft deze beroepsgrond van eiseressen geen bespreking.

Conclusie en gevolgen

11. De beroepsgronden slagen niet. De rechtbank twijfelt hier niet over. Daarom zijn de beroepen kennelijk ongegrond.
12. Nu er uitspraak is gedaan in de beroepen en er niet langer sprake is van connexiteit7, worden de verzoeken om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard.
13. Eiseressen krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

6 Zie onder meer de uitspraak van 25 augustus 2016, ECLI:NL:RVS:2016:238.
7 Op grond van artikel 8:81 en 8:83, derde lid, van de Awb.
De rechtbank verklaart de beroepen met de zaaknummers NL24.49621 en NL24.49624 ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart de verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening met de zaaknummers NL24.49622 en NL24.49625 niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
10 januari 2025

Documentcode: DSR44386893

Rechtsmiddel

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak op de beroepen, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden. Tegen de uitspraak op de verzoeken om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.