ECLI:NL:RBDHA:2025:704
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak na intrekking beroep
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 15 januari 2025, wordt het verzoek van verzoekster om een veroordeling van verweerder in de proceskosten beoordeeld. Verzoekster had op 7 april 2024 een beoordeling van haar arbeidsvermogen aangevraagd in het kader van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten. Na het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder, heeft verzoekster op 14 juli 2024 verweerder in gebreke gesteld en later beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. Tijdens de zitting op 21 november 2024 is verzoekster niet verschenen, maar verweerder was vertegenwoordigd. Op 3 december 2024 heeft verzoekster haar beroep ingetrokken, omdat verweerder inmiddels een beslissing had genomen op haar aanvraag. Verzoekster verzocht vervolgens om een proceskostenveroordeling tegen verweerder.
De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen, omdat verweerder geheel tegemoet was gekomen aan het beroep van verzoekster. De rechtbank overweegt dat bij intrekking van een beroep, wanneer het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen, de bestuursrechter op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. De rechtbank stelt vast dat de zaak van eenvoudige aard is, omdat het enkel gaat om de niet-tijdigheid van het beslissen. De rechtbank past een wegingsfactor van 0,5 toe en stelt de proceskosten vast op € 453,50. Daarnaast wordt verweerder veroordeeld tot betaling van het door verzoekster betaalde griffierecht van € 51,-. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.