ECLI:NL:RBDHA:2025:697

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
22 januari 2025
Zaaknummer
11336430 RP VERZ 24-50531
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing deelgeschil inzake schadevergoeding na ongevallen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 januari 2025 een beschikking gegeven in een deelgeschil tussen verzoeker, een jongeman die betrokken was bij twee ongevallen, en Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V. (NN). Verzoeker had NN verzocht om schadevergoeding voor de gevolgen van de ongevallen die plaatsvonden op 8 november 2021 en 11 februari 2022. NN had aansprakelijkheid erkend voor het eerste ongeval, maar de exacte schade die verzoeker had geleden bleef onduidelijk. Verzoeker had geen bewijsstukken overgelegd die de gestelde schade onderbouwden, ondanks herhaalde verzoeken van NN om deze informatie te verstrekken.

De kantonrechter oordeelde dat het verzoek van verzoeker zich niet leende voor behandeling in een deelgeschilprocedure, omdat de benodigde bewijsvoering ontbrak en de gestelde schade niet voldoende was onderbouwd. De rechter benadrukte dat de deelgeschilprocedure bedoeld is voor eenvoudige en snelle geschillen, maar dat in dit geval de complexiteit van de bewijsvoering en de onduidelijkheid over de schade dit verzoek onterecht maakte. De rechter wees het verzoek af op grond van artikel 1019z van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Daarnaast oordeelde de kantonrechter dat de kosten van de procedure niet voor vergoeding in aanmerking kwamen, omdat het indienen van het verzoek als volstrekt onnodig werd beschouwd. Verzoeker had de verzochte informatie niet verstrekt, ondanks dat NN al bijna drie jaar om deze informatie vroeg. De beslissing van de kantonrechter was daarmee evident, en de kostenbegroting werd achterwege gelaten.

Uitspraak

RECHTBANKDEN HAAG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Den Haag
CK/c
Zaaknummer: 11336430 EJ VERZ 24-50531
Beschikking van 21 januari 2025
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. Y. Bouyazdouzen,
tegen
Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V.,
statutair gevestigd te Den Haag,
verwerende partij,
hierna te noemen: NN,
gemachtigde: mr. L.J. Bergshoeff.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met producties, ingekomen op 1 oktober 2024,
  • het verweerschrift, met producties.
1.2.
Op 10 december 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Bij die gelegenheid zijn verschenen [verzoeker] in persoon bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd en namens NN is verschenen [naam] (schadebehandelaar bij NN) bijgestaan door de gemachtigde voornoemd. Ten slotte is een datum voor deze uitspraak bepaald.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] (geboren op [geboortedatum] februari 2002) is op 8 november 2021 en 11 februari 2022 betrokken geweest bij een ongeval.
2.2.
NN heeft namens haar verzekerde aansprakelijkheid erkend voor het ontstaan van het ongeval op 8 november 2021. Voor het ongeval dat heeft plaatsgevonden op 11 februari 2022 treedt Promovendum op als WAM-verzekeraar. NN heeft evenwel toegezegd voor beide ongevallen op te treden als de regelend verzekeraar.
2.3.
Ter compensatie van persoonlijke schade als gevolg van het ongeval dat plaatsvond op 8 november 2021 heeft NN aan [verzoeker] € 750,00 vergoed.

3.Het geschil

3.1.
[verzoeker] heeft de kantonrechter verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, bij beschikking:
a. voor recht te verklaren dat:
• dat NN aansprakelijk en verantwoordelijk is voor 100% van de ontstane schade en NN te veroordelen in de betaling van en adequate voorschot onder algemene titel;
• dat NN gehouden is tot betaling van deze volledige ontstane schade;
• dat NN dient te worden aangemerkt als regelend verzekeraar;
• dat NN de buitengerechtelijke kosten, incluis de kosten voor het deelgeschil zoals door
gemachtigde is aangeven, te voldoen;
• NN haar verantwoording dient te nemen door mee te werken aan het aanwijzen van een derde-deskundige voor de juiste vaststelling van de volledige schade;
• voor zover nodig en noodzakelijk refereert [verzoeker] zich aan het oordeel van de kantonrechter voor verdere instructies naar partijen tot bevordering van de buitengerechtelijke onderhandelingen.
NN te veroordelen tot betaling van de (buitengerechtelijke) kosten.
3.2.
[verzoeker] heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat naar aanleiding van de ongevallen fysieke en psychische schade heeft geleden. NN, als regelend verzekeraar, is aansprakelijk en gehouden tot vergoeding van deze schade. Door de ongevallen heeft [verzoeker] enige tijd niet kunnen werken. Uit de opgestelde schadestaat blijkt de schade, aldus [verzoeker] , maar er kan ook een deskundige worden aangewezen die de concrete schade kan begroten. De buitengerechtelijke kosten maken onderdeel uit van de schade en komen voor vergoeding in aanmerking. De houding van NN in deze schadeafwikkeling is als onrechtmatig te kwalificeren en niet bevorderlijk.
3.3.
NN heeft in haar verweerschrift geconcludeerd tot afwijzing van de verzoeken van [verzoeker] omdat de zaak zich niet leent voor een deelgeschilprocedure. Volgens NN brengt deze procedure partijen namelijk niet verder in de schadeafwikkeling. [verzoeker] heeft (de aard en omvang van) zijn schade nog steeds niet voldoende onderbouwd, ondanks dat al jarenlang wordt verzocht om gegevens aan te leveren. Daarnaast ontbreekt bewijs van het causaal verband tussen de gestelde schade en de ongevallen. Tijdens een huisbezoek dat heeft plaatsgevonden op 15 november 2022 bleek [verzoeker] bijvoorbeeld al voor 8 november 2021 arbeidsongeschikt. Ondanks de ontbrekende onderbouwing van de gestelde schade heeft NN de zaak geprobeerd pragmatisch te regelen, maar de voorstellen van NN zijn steeds afgewezen door [verzoeker] of er is zelfs helemaal niet gereageerd. Voor wat betreft de buitengerechtelijke kosten doorstaan deze niet de dubbele redelijkheidstoets. Uit niets blijkt dat [verzoeker] daadwerkelijk kosten van dienstverlening verschuldigd is aan zijn gemachtigde, zodat van schade die voor vergoeding in aanmerking komt geen sprake is.

4.De beoordeling

Het deelgeschil
4.1.
Ter beoordeling staat in de eerste plaats of het verzoek van [verzoeker] zich leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure als bedoeld in artikel 1019w-1019cc van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De deelgeschilprocedure biedt betrokkenen bij een geschil over letsel- of overlijdensschade in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase een eenvoudige en snelle toegang tot de rechter
ter bevordering van de totstandkoming van een minnelijke regeling. Bij de beoordeling van het deelgeschil moet de rechtbank zich de vraag stellen of de bijdrage van de verzochte beslissing aan de mogelijke totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst zodanig is dat deze opweegt tegen de kosten en het tijdsverloop van de procedure. Een deelgeschil waarvan te verwachten is dat de beantwoording van die vraag te kostbaar is en/of veel tijd in beslag zal nemen, bijvoorbeeld omdat bewijsvoering nodig zal zijn, zal zich minder snel lenen voor een deelgeschilprocedure.
4.2.
In deze zaak staat slechts vast dat [verzoeker] een ongeval is overkomen op 8 november 2021 waarvoor de aansprakelijk door NN is erkend. Onduidelijk is evenwel gebleven welke schade [verzoeker] heeft geleden als gevolg van dit ongeval en als gevolg van het ongeval van 11 februari 2022. Dat is in deze procedure ook niet duidelijk geworden. De gestelde schade is niet onderbouwd door [verzoeker] met bijvoorbeeld medische stukken zoals een huisartsenjournaal, stukken van het UWV of rapport van de fysiotherapeut of bedrijfsarts, die het verband tonen tussen de ongevallen en de gestelde schade. Ook ontbreken er stukken die de gestelde studievertraging als gevolg van de ongevallen onderbouwt. Om (onder andere) deze stukken heeft NN herhaaldelijk verzocht. Om de omvang van de schade en het causaal verband tussen de schade en de (afzonderlijke) ongevallen te kunnen vaststellen (en pre-existentie uit te sluiten) is bewijslevering nodig waarvoor een deelgeschilprocedure zich niet leent. Dit betekent dat het verzoek van [verzoeker] op grond van artikel 1019z Rv moet worden afgewezen.
Kosten deelgeschil
4.6.
Uit de parlementaire geschiedenis bij artikel 1019aa Rv volgt dat ook als het verzoek op grond van artikel 1019z Rv wordt afgewezen, de kantonrechter de kosten van deze procedure dient te begroten. Hierbij dient de dubbele redelijkheidstoets gehanteerd te worden: het dient redelijk te zijn dat de kosten zijn gemaakt en de hoogte van de kosten dient eveneens redelijk te zijn. Dit betekent dat als een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen (TK 2007-2008, 31518, nr. 3, p. 12). In dat geval kan begroting van de kosten achterwege blijven.
4.7.
De kantonrechter is van oordeel dat van een volstrekt onnodig en onterecht ingestelde procedure sprake is. Al bij e-mail van 11 februari 2022 heeft NN de aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval dat heeft plaatsgevonden op 8 november 2021 erkend. In diezelfde e-mail verzoekt NN om informatie (waaronder foto’s) over het letsel, de schade en bijzonderheden waaronder pre-existentie. Nadien is het door NN ingenomen standpunt niet veranderd; zij is blijven verzoeken om informatie aan (de gemachtigde van) [verzoeker] om tot een afwikkeling van de schade te kunnen komen. Dit standpunt van NN is [verzoeker] nu bijna drie jaar bekend, terwijl [verzoeker] de verzochte informatie tot op de dag van vandaag niet heeft verstrekt aan NN. De beslissing in dit deelgeschil lag naar het oordeel van de kantonrechter daarmee zo voor de hand dat het indienen van het verzoek als volstrekt onnodig dient te worden geoordeeld. De kosten van de behandeling van het verzoek komen, gelet op het voorgaande, niet voor vergoeding in aanmerking. Begroting van deze kosten kan derhalve achterwege blijven.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst het verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Groeneveld-Stubbe, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2025.