ECLI:NL:RBDHA:2025:6967
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beslissing over proceskostenveroordeling na intrekking beroep wegens tijdige beslissing door verweerder
In deze zaak heeft verzoekster, een B.V. gevestigd in [vestigingsplaats], een herbeoordelingsverzoek ingediend bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Na een periode van inactiviteit heeft verzoekster verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit op haar verzoek. Verzoekster heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing. De rechtbank heeft een zitting gepland op 19 maart 2025, maar deze is niet doorgegaan omdat verweerder op 24 maart 2025 alsnog een beslissing heeft genomen. Verzoekster heeft haar beroep ingetrokken, maar verzocht om een proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft de zaak vervolgens verwezen naar de enkelvoudige kamer.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster het beroep heeft ingetrokken omdat verweerder aan haar verzoek is tegemoetgekomen. Op grond van artikel 8:75a Awb heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 453,50, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Daarnaast heeft de rechtbank verweerder verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 371,- te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, en is openbaar uitgesproken op 28 april 2025. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.