In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van een Nigeriaanse eiser tegen de afwijzing van zijn opvolgende asielaanvraag beoordeeld. Eiser, die op 1 november 2023 een aanvraag indiende, stelt dat hij vreest voor wraak van de familie van een vrouw die hij per ongeluk heeft gedood tijdens het jagen. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 15 november 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 14 januari 2025 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eiser als de minister aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de minister de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig acht, maar de vrees voor wraak van de familie en de problemen met een mensenhandelaar niet geloofwaardig vindt. Eiser heeft eerder asielaanvragen ingediend, maar de rechtbank oordeelt dat hij zijn vrees voor de familie van de vrouw niet aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van de minister, maar laat de rechtsgevolgen in stand, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag blijft staan. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.814,- toegewezen.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van asielmotieven en de rol van objectieve documenten in het onderbouwen van claims. De rechtbank wijst erop dat de minister niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de problemen met de mensenhandelaar niet geloofwaardig zijn, maar besluit toch de afwijzing van de aanvraag in stand te laten.