ECLI:NL:RBDHA:2025:6829
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afwijzing van huurtoeslag op basis van gezamenlijk toetsingsinkomen en hardheidsclausule
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 25 april 2025, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om huurtoeslag voor het jaar 2023 beoordeeld. De Dienst Toeslagen had het verzoek van eiser, dat op 4 januari 2024 was afgewezen, bevestigd in een bestreden besluit van 20 februari 2024. De rechtbank heeft op 16 april 2025 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van verweerder aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat het gezamenlijke inkomen van eiser, zijn echtgenote en hun zoon te hoog is om in aanmerking te komen voor huurtoeslag. Eiser had verzocht om rekening te houden met de bijzondere situatie dat zijn zoon bij hen inwoont om voor zijn zieke moeder te zorgen. Echter, de rechtbank oordeelt dat het inkomen van de zoon niet buiten beschouwing kan worden gelaten bij de berekening van het recht op huurtoeslag, omdat het gezamenlijke toetsingsinkomen hoger is dan het in de wet genoemde bedrag van € 52.425.
De rechtbank stelt vast dat, hoewel er sprake is van een verzorgingsbehoefte bij de echtgenote van eiser, dit niet leidt tot een uitzondering op de regels omtrent het toetsingsinkomen. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de huurtoeslag door verweerder terecht is, en dat er geen schending van het evenredigheidsbeginsel is aangetoond. Eiser krijgt geen vergoeding van proceskosten en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.