Beoordeling door de rechtbank
Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser heeft zich op 24 september 2021 bij verweerder gemeld als gedupeerde van de toeslagenaffaire en verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag over de jaren 2009 tot en met 2016.
3. Verweerder heeft in het kader van de integrale beoordeling geen aanknopingspunten gevonden om aan te nemen dat eiser een gedupeerde is van de toeslagenaffaire, omdat eiser volgens de gegevens van verweerder geen kinderopvangtoeslag heeft aangevraagd en ontvangen over de jaren 2009 tot en met 2016.
4. Verweerder heeft naar aanleiding van het verzoek advies gevraagd aan de Commissie van Wijzen (CvW). De CvW heeft in haar advies van 20 april 2023 overwogen dat in de systemen van verweerder geen stukken zijn aangetroffen waaruit blijkt dat de kinderopvangtoeslag voor de jaren 2010 tot en met 2016 is aangevraagd, toegekend, afgewezen of teruggevorderd. De compensatieregeling is daarom niet van toepassing. Onder verwijzing naar dat advies, is het verzoek om compensatie in het primaire besluit afgewezen.
5. In het bestreden besluit is verweerder, onder verwijzing naar het advies van de
bezwaarschriftenadviescommissie (bac) van 4 maart 2024, bij zijn afwijzing van het verzoek om compensatie gebleven.
Wat vindt eiser in beroep?
6. Eiser wijst erop dat hij nog steeds niet over het persoonlijk dossier beschikt en is het niet eens met het bestreden besluit. Eiser vindt dat hij een gedupeerde is van de toeslagenaffaire, omdat zijn aanvraag om kinderopvangtoeslag voor het jaar 2010 om onduidelijke redenen is afgewezen. Hij heeft meerdere keren geprobeerd om de kinderopvangtoeslag aan te vragen, maar hij kreeg het niet voor elkaar om een aanvraag in te dienen. Eiser stelt verder dat sprake is van strijd met het vertrouwensbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel.
Wat vindt verweerder in beroep?
7. Verweerder stelt dat het verzoek om afgifte van het persoonlijk dossier geen deel uitmaakt van de onderhavige beroepsprocedure en dat alle op de zaak betrekking hebbende stukken zijn verstrekt. Eiser heeft geen recht op compensatie, omdat er geen gegevens zijn die bevestigen dat eiser over de jaren 2010 tot en met 2016 een aanvraag om kinderopvangtoeslag heeft ingediend. Van schending van het motiveringsbeginsel is geen sprake.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Persoonlijk dossier
8. Eiser voert aan dat verweerder hem niet zijn persoonlijk dossier ter beschikking heeft gesteld. Hierdoor stelt eiser een belangrijk deel van de informatie te missen waaruit blijkt wat hem is aangedaan en daardoor kan hij zijn beroepsgronden niet volledig indienen. Eiser verzoekt de rechtbank om verweerder op straffe van een dwangsom op te dragen het persoonlijk dossier binnen vier weken aan de rechtbank en eiser te doen toekomen.
Deze procedure gaat echter over het beroep van eiser tegen het bestreden besluit. Het verzoek om afgifte van het persoonlijk dossier maakt geen deel uit van het bestreden besluit. De rechtbank kan niet oordelen over een vordering om een dossier over te leggen, omdat dit geen besluit of daarmee gelijk te stellen handeling is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank komt daarom niet toe aan het beantwoorden van de vraag of het niet verstrekken van het persoonlijk dossier in strijd is met het vertrouwensbeginsel.
Op de zaak betrekking hebbende stukken
9. Op grond van artikel 8:42 van de Awb dient verweerder wel alle op de zaak betrekking hebbende stukken over te leggen. Onder de op de zaak betrekking hebbende stukken wordt verstaan de stukken die ten grondslag hebben gelegen aan het bestreden besluit. Het persoonlijke dossier van eiser is veel omvangrijker en valt niet samen met het begrip ‘op de zaak betrekking hebbende stukken’. Voor de beoordeling of eiser recht heeft op compensatie heeft de rechtbank het persoonlijke dossier niet nodig.
10. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken in het geding gebracht en het dossier geeft geen aanknopingspunten voor het oordeel dat er op de zaak betrekking hebbende stukken ontbreken. Verweerder heeft verklaard dat in zijn systemen geen stukken te vinden zijn waaruit blijkt dat eiser voor de jaren 2010 tot en met 2016 kinderopvangtoeslag zou hebben aangevraagd. De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding om hieraan te twijfelen. Eiser heeft niet concreet aannemelijk gemaakt dat verweerder nog over informatie beschikt die van belang is voor de beoordeling van het bestreden besluit. Van schending van artikel 8:42 van de Awb is dan ook niet gebleken.
11. De vraag die hier voorligt is of verweerder het verzoek van eiser om compensatie op goede gronden heeft afgewezen. Anders dan eiser in het aanvullend beroepschrift lijkt te stellen, gaat het in deze zaak dus niet om het bepalen van de omvang van de schade die eiser stelt te hebben geleden. De rechtbank maakt uit het aanvullend beroepschrift op dat eiser vragen heeft aan verweerder over het gebruik van zwarte lijsten, de in- en uitsluitlijsten en met wie deze lijsten zijn gedeeld en de mogelijke onderzoeken waar eiser bij betrokken is geweest en daarop antwoord wil krijgen. De rechtbank heeft binnen haar bevoegdheden op dit beroep echter geen mogelijkheden om verweerder te verplichten om antwoorden te geven op de vragen die eiser in dat verband heeft.
12. Uitgangspunt van de hersteloperatie is dat gedupeerde ouders alsnog ontvangen wat ten onrechte is teruggevorderd of onthouden, aangevuld met een vergoeding van materiële en immateriële schade. Uit artikel 2.1, eerste lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) volgt dat verweerder compensatie toekent aan een aanvrager die schade heeft geleden doordat bij de beoordeling van het recht op kinderopvangtoeslag sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid of doordat de toepassing van wettelijke regelingen heeft geleid tot onbillijkheden van overwegende aard als gevolg van de hardheid waarmee het wettelijke systeem werd toegepast. Om voor compensatie in aanmerking te komen dient dus in ieder geval sprake te zijn van schade die eiser daadwerkelijk heeft geleden als gevolg van de besluiten van verweerder.
13. Uit de memorie van toelichting bij de Whtvolgt dat de bewijslast voor het recht op compensatie bij de aanvrager van de compensatie ligt. Eiser moet dus meer doen dan alleen zeggen dat hij een aanvraag om kinderopvangtoeslag heeft ingediend. De rechtbank stelt vast dat zich in het dossier van eiser geen stukken bevinden waaruit blijkt dat voor het jaar 2010 een aanvraag om kinderopvangtoeslag is ingediend. Verweerder stelt dat hij een doorzoeking heeft gedaan van zijn informatiesystemen en dat daarbij geen aanvraag van eiser is aangetroffen. In de informatiesystemen van verweerder zijn ook geen gegevens terug te vinden over uitbetalingen van kinderopvangtoeslag of voorschotbeschikkingen over de jaren 2010 tot en met 2016. Ook is niet gebleken dat eiser voor die jaren met een daadwerkelijke correctie, stopzetting of terugvordering van de kinderopvangtoeslag geconfronteerd is geweest. Om die reden kan dus ook geen sprake zijn van schade als gevolg van het handelen van verweerder als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van de Wht.
De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de toelichting van verweerder. Te meer omdat eiser geen begin van bewijs heeft geleverd op grond waarvan aannemelijk geacht zou kunnen worden dat hij daadwerkelijk geprobeerd heeft om voor het jaar 2010 een aanvraag kinderopvangtoeslag in te dienen. Ook overigens heeft de rechtbank in het dossier geen aanwijzingen gevonden voor het oordeel dat verweerder over de jaren 2010 tot en met 2016 vooringenomen zou hebben gehandeld.
14. Gelet op het voorgaande, ziet de rechtbank geen aanleiding om te oordelen dat eiser gedupeerd is als gevolg van de toeslagenaffaire. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat geen aanleiding bestaat voor het toekennen van een compensatie aan eiser.
Zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel
15. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat sprake is van schending van het zorgvuldigheids- of het motiveringsbeginsel. Uit het dossier blijkt bovendien dat het ouderverhaal van eiser wel degelijk betrokken is geweest bij de beoordeling van het recht op compensatie. Het ouderverhaal is immers door de gemachtigde van eiser op schrift gesteld en op 24 maart 2023 per e-mailverstuurd naar de persoonlijk zaakbehandelaar van eiser. In het primaire besluit is de situatie van eiser vervolgens aan de hand van het ouderverhaal per toeslagjaar uiteen gezet. Uit het dossierblijkt verder dat eiser niet geregistreerd staat in de Fraude Signalering Voorziening (FSV) en dat in de situatie van eiser ook geen sprake is geweest van een onterechte opzet/grove schuld kwalificatie. In tegenstelling tot wat eiser stelt, heeft verweerder dus wel degelijk onderzocht of eiser geregistreerd stond in de FSV. Zoals in het bestreden besluit is overwogen, volgt verweerder het advies van de bac en voor de motivering van het bestreden besluit verwijst verweerder naar dit advies. Op grond van artikel 3:49 van de Awb mag een bestuursorgaan in het bestreden besluit verwijzen naar dat advies als het advies de motivering bevat. Daarvan is hier sprake.