ECLI:NL:RBDHA:2025:679

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
21 januari 2025
Zaaknummer
NL24.50137
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep tegen het niet tijdig beslissen op een asielaanvraag

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 9 augustus 2022 behandeld. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig is en heeft het onderzoek gesloten. Eiser had een ingebrekestelling ingediend op 29 november 2024, maar de rechtbank oordeelt dat deze prematuur was, aangezien de wettelijke beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. Dit betekent dat de ingebrekestelling niet geldig is en dat er geen beroep kan worden ingediend wegens niet tijdig beslissen.

De rechtbank verwijst naar relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), die de termijnen en procedures voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig nemen van besluiten regelen. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat het niet voldoet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van mr. B.A. Smit, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.50137

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. H.A. Limonard),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 9 augustus 2022.
2. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt. Partijen hebben hier mee ingestemd, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten en het beroep dus niet heeft behandeld op een zitting.

Beoordeling door de rechtbank

3. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
4. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend, zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken, nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
5. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) moet de minister binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen.
6. Op grond van artikel 43a, eerste lid, van de Vw, wordt in afwijking van artikel 42, eerste lid, het besluit op de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd ten aanzien van vreemdelingen die tijdelijke bescherming genieten, uiterlijk zes maanden na afloop van de tijdelijke bescherming gegeven.
7. Op grond van artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw kan de termijn, als bedoeld in het eerste lid, met ten hoogste negen maanden worden verlengd, indien een groot aantal vreemdelingen tegelijk een aanvraag indient waardoor het in de praktijk zeer moeilijk is de procedure binnen de termijn van zes maanden af te ronden.
8. De minister heeft bij verschillende brieven in het dossier aangegeven dat eiser onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming 2001/55/EG (de Richtlijn) valt. De rechtbank deelt dit standpunt. Aangaande de afwijkende beslistermijn als gevolg van deze tijdelijke bescherming is artikel 17 van de Richtlijn van belang. De uitwerking hiervan staat in artikel 43a van de Vw, zoals onder rechtsoverweging 6. is vermeld.
9. De werkingsduur van de Richtlijn is voor vreemdelingen zoals eiser in ieder geval verlengd tot 4 maart 2024. De beslistermijn van de aanvragen van de vreemdelingen, zoals eiser, die onder deze Richtlijn vallen, is daarmee in ieder geval tot die datum opgeschort. De ingebrekestelling is door eiser ingediend op 29 november 2024. Op dat moment was de wettelijke beslistermijn nog niet verstreken. De ingebrekestelling van eiser is daarmee prematuur ingediend en is niet geldig. Zonder geldige ingebrekestelling kan geen beroep wegens niet tijdig beslissen worden ingediend. Het beroep voldoet daarom niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is niet-ontvankelijk.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van mr. B.A. Smit, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.