ECLI:NL:RBDHA:2025:6771

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
23 april 2025
Zaaknummer
C/09/669739 / HA RK 24-431
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van staatloosheid van verzoeker met betrekking tot Palestijnse, Syrische en Turkse nationaliteit

Op 23 april 2025 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van een verzoeker die staatloosheid wilde laten vaststellen. Het verzoekschrift was ingediend op 12 juli 2024 en betrof de vaststelling van de staatloosheid van de verzoeker, die geboren is in Syrië en op 30 maart 2023 asiel heeft aangevraagd in Nederland. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder correspondentie tussen de verzoeker en de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door mr. J. Laros. De rechtbank heeft besloten om zonder mondelinge behandeling op het verzoek te beslissen, omdat het advies van de Staat overeenstemde met het verzoek van de verzoeker.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker niet als onderdaan van de Palestijnse Gebieden, Syrië of Turkije kan worden beschouwd. De Palestijnse nationaliteit wordt door Nederland niet erkend, en de verzoeker kan niet voldoen aan de voorwaarden voor de Syrische of Turkse nationaliteit. De rechtbank concludeert dat verzoeker staatloos is, omdat niet is gebleken dat hij door enige staat als onderdaan wordt beschouwd. De rechtbank heeft het verzoek om veroordeling van de Staat in de proceskosten afgewezen, en heeft enkel de staatloosheid van de verzoeker vastgesteld.

De beschikking is gegeven door mr. H.M. Boone, rechter, bijgestaan door mr. P. Hillebrand als griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 23 april 2025.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: HA RK 24-431
Zaaknummer: C/09/669739
Datum beschikking: 23 april 2025

Vaststelling van staatloosheid

Beschikking op het op 12 juli 2024 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoeker] ,

verzoeker,
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
advocaat: mr. J.E. de Poorte te Rotterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

DE STAAT DER NEDERLANDEN,

(Ministerie van Justitie en Veiligheid, Immigratie- en Naturalisatiedienst,
verder te noemen “de Staat”),
zetelende te ’s-Gravenhage,
vertegenwoordigd door: mr. J. Laros.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- de brief van 5 september 2024 van de Staat;
- het e-mailbericht van 3 oktober 2024 van verzoeker;
- het e-mailbericht van 30 december 2024 van verzoeker;
- de brief van 29 januari 2025, met bijlage, van verzoeker;
- de brief van 20 februari 2025 van de Staat;
- het e-mailbericht van 28 februari 2025 van verzoeker;
- het e-mailbericht van 7 maart 2025 van de Staat.
Omdat het advies van de Staat overeenstemt met wat is verzocht, heeft de rechtbank aanleiding gezien om zonder mondelinge behandeling op het verzoek te beslissen. Partijen hebben hiermee ingestemd.

Verzoek en het advies van de Staat

Het verzoekschrift strekt tot vaststelling van staatloosheid van verzoeker, een en ander met veroordeling van de Staat in de proceskosten.
De Staat heeft zich aanvankelijk op het standpunt gesteld dat verzoeker niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn verzoek. Bij brief van 20 februari 2025 heeft de Staat zijn standpunt herzien en geadviseerd het verzoek toe te wijzen.

Feiten

De volgende feiten blijken uit het dossier dan wel zijn door de Staat vastgesteld, zodat de rechtbank deze als vaststaand aanneemt.
- Verzoeker is geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] , Syrië.
- Verzoeker heeft op 30 maart 2023 asiel aangevraagd in Nederland. Deze aanvraag
is op 26 februari 2024 ingewilligd.
- Verzoeker is hierbij geregistreerd met nationaliteit ‘onbekend’.
- Verzoeker beschikt over de volgende documenten:
- ID-kaart voor Palestijnse vluchtelingen in Syrië, echt bevonden op 31 maart
2023;
- Syrisch familieboekje;
- Syrische geboorteverklaring, niet negatief beoordeeld door Bureau
Documenten van de IND;
- Syrisch individueel uittreksel, niet negatief beoordeeld door Bureau
Documenten van de IND;
- UNRWA Family Registration Card, echt bevonden op 8 oktober 2024.

Beoordeling

Juridisch kader
Het verzoek is gebaseerd op artikel 2 van de Wet van 7 juni 2023, houdende regels met betrekking tot de vaststelling van staatloosheid, Staatsblad 2023, 230 (Wet vaststellingsprocedure staatloosheid).
Op basis van lid 1 van genoemd artikel kan een ieder die, buiten een bij enige rechterlijke instantie aanhangige zaak, daarbij onmiddellijk belang heeft en in Nederland zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft, bij deze rechtbank een verzoek indienen tot vaststelling van zijn staatloosheid. Het verzoek kan ook strekken tot de vaststelling dat de betrokkene op een bepaald tijdstip staatloos was. De rechtbank stelt op basis van lid 2 van dit artikel de staatloosheid vast, indien hem niet is gebleken dat de betrokkene door enige staat, krachtens diens wetgeving, als onderdaan wordt beschouwd.
Ontvankelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verzoeker in Nederland woont. Verder is niet in geschil dat verzoeker onmiddellijk belang heeft bij het verzoek tot vaststelling van staatloosheid, zodat hij ontvankelijk is in zijn verzoek.
Relevante landen
De rechtbank ziet aanleiding om de Palestijnse Gebieden, Syrië en Turkije in haar beoordeling over de staatloosheid van verzoeker te betrekken. Dit omdat verzoeker stelt van Palestijnse afkomst te zijn, zijn moeder de Syrische nationaliteit heeft, verzoeker tot medio 2014 in Syrië heeft gewoond en verzoeker van medio 2014 tot aan het inreizen in Nederland in Turkije heeft verbleven.
Wordt verzoeker als onderdaan van de Palestijnse Gebieden beschouwd?
Gelet op de door verzoeker overgelegde documenten – welke documenten voor zover van belang echt zijn bevonden – is het aannemelijk dat verzoeker van Palestijnse afkomst is. Voor zover verzoeker de Palestijnse nationaliteit zou hebben geldt het volgende.
Uit het ‘Algemeen Ambtsbericht Palestijnse Gebieden’ (april 2022) van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de ‘Werkinstructie SUA’ van 11 december 2020 van de IND (nummer en titel: WI 2020/19 Palestijnen, hierna te noemen: de Werkinstructie) volgt dat Nederland de staat Palestina, en dus ook de Palestijnse nationaliteit, niet erkent. Voor Nederland gelden Palestijnen uit de Palestijnse gebieden daarom als staatloos.
Wordt verzoeker als onderdaan van Syrië beschouwd?
Op grond van de nationaliteitswetgeving van Syrië (decreet 276 uit 1969; bevestiging hiervan is te vinden in het ‘Algemeen Ambtsbericht Syrië’ (mei 2022) van het Ministerie van Buitenlandse Zaken) kan de Syrische nationaliteit onder andere worden verkregen door afstamming van een Syrische vader. Een moeder kan naar Syrisch nationaliteitsrecht haar nationaliteit alleen doorgeven in het geval het kind is geboren in Syrië en de vader het kind niet heeft erkend. Van deze situaties is in dit geval niet gebleken, zodat het niet aannemelijk is dat verzoeker de Syrische nationaliteit via zijn vader of moeder kan hebben verkregen.
Uit de Werkinstructie volgt dat Palestijnen in Syrië in principe staatloos zijn en niet kunnen naturaliseren.
Gelet op het voorgaande vindt de rechtbank het niet aannemelijk dat verzoeker beschikt over de nationaliteit van Syrië.
Wordt verzoeker als onderdaan van Turkije beschouwd?
De regels ten aanzien van de verkrijging en het verlies van de Turkse nationaliteit zijn vastgelegd in de Wet op het Turkse staatsburgerschap (hierna: Stbw).
De Turkse nationaliteit wordt van rechtswege verkregen door afstamming of geboorte op Turks grondgebied. Voor de verkrijging van de Turkse nationaliteit via afstamming geldt dat afstamming van ten minste één Turkse ouder is vastgesteld. De verkrijgingsgrond door geboorte op Turks grondgebied heeft alleen betrekking op in Turkije geboren kinderen die bij geboorte – behoudens de Turkse nationaliteit – staatloos zouden zijn (art. 8 lid 1 Stbw).
De Turkse nationaliteit kan worden verleend indien men voldoet aan bepaalde wettelijke eisen (art. 11 e.v. Stbw).
Ook van deze situaties is niet gebleken zodat het niet aannemelijk is dat verzoeker de Turkse nationaliteit heeft.
Conclusie
De rechtbank stelt vast dat niet is gebleken dat verzoeker door enige staat, krachtens diens wetgeving, als onderdaan wordt beschouwd, zodat de staatloosheid van verzoeker kan worden vastgesteld.
Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een veroordeling van de Staat in de proceskosten van verzoeker en zal het verzoek daartoe afwijzen.

Beslissing

De rechtbank:
*
stelt vast dat verzoeker staatloos is;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.M. Boone, rechter, bijgestaan door mr. P. Hillebrand als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 april 2025.