In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 januari 2025 een beschikking gegeven inzake de wijziging van de zorgregeling voor twee minderjarige kinderen, geboren in 2019 en 2021. De ouders, die van 2016 tot 1 december 2022 gehuwd zijn geweest, hebben gezamenlijk gezag over de kinderen. De moeder heeft verzocht om een wijziging van de bestaande zorgregeling, omdat zij de dagelijkse zorg als zwaar ervaart en tegen een burnout aanloopt. De vader heeft verweer gevoerd tegen de voorgestelde wijziging, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van de kinderen is dat de vader meer zorg op vaste dagen op zich neemt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de huidige zorgregeling, die onder andere voorziet in bezoekmomenten voor de vader op woensdag en in de vakanties, niet meer aansluit bij de behoeften van de kinderen en de ouders. De moeder heeft aangegeven dat de vader momenteel niet op woensdag zorgt, maar op zaterdag, en dat zij een vaste regeling wenst waarbij de vader meer zorg draagt. De rechtbank heeft de situatie van de kinderen in overweging genomen, waaronder de diagnoses van autisme en een taalontwikkelingsstoornis, en de impact daarvan op hun dagelijkse leven.
Na overleg met partijen heeft de rechtbank een nieuwe zorgregeling vastgesteld. De kinderen zullen de ene week bij de vader zijn van vrijdag uit de dagbesteding tot zondag 13.30 uur, en de andere week van zaterdag 10.00 uur tot zaterdag 18.00 uur. Daarnaast is bepaald dat de ouders ieder de helft van de schoolvakanties zullen opvangen. De rechtbank heeft de regeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte afgewezen. Deze beschikking is gegeven door kinderrechter mr. A.M. Brakel, bijgestaan door griffier I. Mahieu.