ECLI:NL:RBDHA:2025:676
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van eiser tegen de Minister van Asiel en Migratie met betrekking tot vestigingsalternatieven in Mogadishu
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 januari 2025 uitspraak gedaan in de asielprocedure van eiser, die zich richtte tegen de Minister van Asiel en Migratie. Eiser had een asielaanvraag ingediend, maar de minister had deze afgewezen op basis van de veronderstelling dat eiser zich in Mogadishu zou kunnen vestigen, ondanks de onveilige situatie daar. De rechtbank had eerder in een tussenuitspraak op 18 oktober 2024 geconstateerd dat de minister niet voldoende had gemotiveerd waarom eiser, gezien zijn persoonlijke omstandigheden, zich in Mogadishu zou kunnen vestigen. De rechtbank had de minister de gelegenheid gegeven om het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
In het aanvullende besluit van 11 november 2024 herhaalde de minister echter de eerder gegeven motivering zonder deze substantieel te verbeteren. Eiser had op 11 december 2024 zijn zienswijze op dit aanvullende besluit ingediend. De rechtbank oordeelde dat de minister niet had aangetoond dat de omstandigheden van eiser, zoals het ontbreken van sociale banden en het niet spreken van Somalisch, irrelevant waren voor de beoordeling van zijn asielaanvraag. De rechtbank concludeerde dat het aanvullende besluit niet voldeed aan de eisen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat het gebrek uit het eerdere besluit niet was hersteld.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde zowel het bestreden als het aanvullende besluit en droeg de minister op om een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag, rekening houdend met de eerdere tussenuitspraak en deze uitspraak. Tevens werd de minister veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 2.267,50. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. B. van Velzen, in aanwezigheid van griffier mr. B. Tijssen, en werd openbaar gemaakt.