ECLI:NL:RBDHA:2025:6751

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 maart 2025
Publicatiedatum
23 april 2025
Zaaknummer
11363228 MB VERZ 24-6782
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van artikel 13a van de Wahv en proceskostenvergoeding in verkeersboetezaken

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 27 maart 2025 uitspraak gedaan in een geschil over de toekenning van een proceskostenvergoeding in het kader van een verkeersboete. De betrokkene had beroep ingesteld tegen een beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. De kantonrechter heeft geoordeeld dat artikel 13a, tweede lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) correct is toegepast. De officier van justitie had een proceskostenvergoeding van € 78,00 toegekend, welke de kantonrechter heeft bevestigd. De gemachtigde van de betrokkene had verzocht om wijziging van deze vergoeding, maar de kantonrechter oordeelde dat er geen aanleiding was om de vergoeding te verhogen. De kantonrechter heeft daarbij verwezen naar eerdere uitspraken en benadrukt dat er een redelijke en objectieve rechtvaardiging is voor de afwijkende regeling ten opzichte van andere bestuursrechtelijke procedures. De beslissing van de kantonrechter is openbaar uitgesproken en de betrokkene is geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
CJIB-nummer: 264241422
Registratienummer team straf: 11363228 MB VERZ 24-6782
Uitspraakdatum : 27 maart 2025
Beslissing van de kantonrechter, tevens houdende het opgemaakte proces-verbaal van de zitting
in de zaak van

[de betrokkene]

wonende dan wel gevestigd te: [postcode] [woonplaats]
[adres] , nader ook te noemen: betrokkene.
Gemachtigde: mr. N.G.A. Voorbach (Verkeersboete.nl).

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een verkeersboete opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond of niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 13 maart 2025. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

Overwegingen

In deze zaak is alleen nog in geschil of de officier van justitie terecht een proceskostenvergoeding heeft toegekend met toepassing van de extra factor uit artikel 13a, tweede lid, van de Wahv.
Blijkens de beslissing van 28 juni 2024 heeft de officier van justitie het verzoek om een vergoeding van de proceskosten toegewezen ter hoogte van € 78,00.
Op grond van artikel 13a van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) is de kantonrechter bij uitsluiting bevoegd een partij te veroordelen in de kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank, en van het bezwaar of van het administratief beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Daarbij zijn de artikelen 7:15, tweede tot en met vierde lid, en 7:28, tweede, vierde en vijfde lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van overeenkomstige toepassing.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de kantonrechter.
De gemachtigde heeft verzocht om wijziging van de proceskostenvergoeding die is toegekend door de officier van justitie. De betaling van de proceskostenvergoeding vloeit voort uit artikel 7:28 Awb, de praktische invulling hiervan wordt geregeld in het Besluit Proceskosten Bestuursrecht. De kantonrechter overweegt dat uit de tekst van artikel 13a, tweede lid, onder a van de Wahv volgt dat deze factor dient te worden toegepast in alle fasen van het geding (“in verband met de behandeling van het administratief beroep dan wel het beroep bij de rechtbank”) bij vernietiging van de boete dan wel wijziging van het sanctiebedrag. In die zin kan het worden gezien als een aanvulling op het bepaalde in artikel 7:28 Awb (dat blijkens artikel 13a, eerste lid, van de Wahv van toepassing is op de proceskostenvergoeding in de administratieve fase). Het verweer houdt daarom geen stand.
Voorts heeft gemachtigde aangevoerd dat het artikel 13a, tweede lid van de Wahv buiten toepassing zou moeten worden gelaten gezien de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 december 2024. Anders dan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ziet de kantonrechter geen aanleiding om artikel 13a, tweede lid, van de Wahv vanwege (mogelijke) schending van het in verdragen neergelegde discriminatieverbod buiten toepassing te laten. De kantonrechter is van oordeel dat sprake is van een redelijke en objectieve rechtvaardiging – en daarmee van een legitiem doel – om de hoogte van de proceskostenvergoeding in Wahv-zaken te verlagen ten opzichte van andere bestuursrechtelijke zaken (niet zijnde zaken op grond van de Wet WOZ en de Wet bpm). De kantonrechter verwijst hierbij naar de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 22 januari 2025 (ECLI:NL:RBDHA:2025:1658).
Er is de kantonrechter derhalve niet gebleken waarom de vergoeding hoger zou moeten zijn. Gelet op de inhoud van de zaak en de waardering heeft de officier van justitie terecht een bedrag van € 78,00 aan de gemachtigde aangeboden.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het ongegrond;
  • bevestigd de beslissing van de officier van justitie van 28 juni 2024.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meessen, kantonrechter, bijgestaan door R. Tugo, griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
a. de u opgelegde administratieve sanctie meer dan € 110,00 bedraagt, of
b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Den Haag, Team Straf en dient door degene die het beroep heeft ingesteld of door zijn gemachtigde te zijn ondertekend.
De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.