ECLI:NL:RBDHA:2025:675

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
21 januari 2025
Zaaknummer
NL25.443
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Grensdetentie na grensweigering aan binnengrenzen in strijd met Schengengrenscode en Terugkeerrichtlijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 januari 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de minister van Asiel en Migratie. De eiser, die een V-nummer had, had beroep ingesteld tegen de vrijheidsontnemende maatregel die aan hem was opgelegd na een weigering van toegang tot Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de toegang aan eiser was geweigerd op basis van de Schengengrenscode en de Vreemdelingenwet. Eiser had geprobeerd de grens met Duitsland over te steken, maar werd door de Duitse autoriteiten teruggestuurd naar Nederland, waar hem ook de toegang werd geweigerd. De rechtbank heeft de argumenten van eiser overwogen, waaronder de stelling dat de weigering onrechtmatig was omdat hij zich al op Nederlands grondgebied bevond. De rechtbank heeft geoordeeld dat de toegangsweigering onrechtmatig was, wat ook de daarop gebaseerde grensdetentie onrechtmatig maakte. De rechtbank heeft de beroepen van eiser gegrond verklaard, de toegangsweigering vernietigd en de vrijheidsontnemende maatregel opgeheven. Tevens is er een schadevergoeding van € 1.900,- toegekend aan eiser voor de onrechtmatige bewaring en zijn de proceskosten vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.443

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [V-nummer], eiser

(gemachtigde: mr. C.F. Wassenaar),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

(gemachtigde: mr. M Smeulders).

Procesverloop

Bij besluit van 3 januari 2025 (bestreden besluit 1) is aan eiser op grond van artikel 14, gelezen in samenhang met artikel 6 van Verordening (EU) nr. 2016/399 (Schengengrenscode) de toegang geweigerd en bij besluit van diezelfde datum (bestreden besluit 2) is aan eiser op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Eiser heeft tegen de vrijheidsontnemende maatregel beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding. Op grond van artikel 94, tweede lid, van de Vw wordt, indien aan de vreemdeling een besluit tot weigering van toegang tot Nederland is uitgereikt, het beroep geacht mede een beroep tegen dit besluit te omvatten.
De rechtbank heeft het beroep op 16 januari 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen C.G.M. Lemmen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Over bestreden besluit 1 (toegangsweigering)
De minister heeft eiser de toegang geweigerd omdat eiser:
- niet in het bezit is van een geldig reisdocument;
- met het oog op weigering van de toegang is gesignaleerd.
De rechtbank gaat op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting uit van de situatie dat eiser bij De Lutte vanuit Nederland probeerde de grens met Duitsland over te steken en dat hem daarbij door Duitsland de toegang is geweigerd. De Duitse autoriteiten hebben hem toen weer overgedragen aan de Nederlandse autoriteiten die hem vervolgens eveneens de toegang hebben geweigerd op grond van grond van artikel 14 in samenhang met artikel 6 van de Schengengrenscode. Deze toegangsweigering is aan de grensdetentie van artikel 6 van de Vw ten grondslag gelegd.
Namens eiser is – samengevat en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) van 19 maart 2019 inzake Abdelaziz Arib [1] (arrest Arib) volgt dat een herinvoering van de binnengrenscontroles op grond van artikel 25a van de Schengengrenscode, niet betekent dat een vreemdeling de toegang kon worden geweigerd zoals hem bij een buitengrens de toegang zou kunnen worden geweigerd. In ieder geval kon Nederland hem niet de toegang weigeren nu al hij op Nederlands grondgebied was. Daarnaast is betoogd dat de herinvoering van de grenscontroles niet voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 25a van de Schengengrenscode en daarmee onrechtmatig is.
Ten slotte heeft eiser de gronden van de maatregel betwist, heeft hij betoogd dat verweerder bij afweging van de betrokken belangen niet had mogen overgaan tot het opleggen van de maatregel en ten slotte is aangevoerd dat verweerder onvoldoende voortvarend aan de uitzetting van eiser heeft gewerkt.
De rechtbank stelt voorop dat indien de grensweigering onrechtmatig is, daarmee tevens de op deze toegangsweigering gebaseerde grensdetentie onrechtmatig is.
Artikel 14 van de Schengengrenscode waarin de toegangsweigering is geregeld is opgenomen in hoofdstuk II van de Schengengrenscode. Dat hoofdstuk heeft als titel “
Toezicht aan de buitengrenzen en weigering van toegang”. Dit hoofdstuk is opgenomen in titel II met de titel
“Buitengrenzen”. Hieruit en uit de context van dit hoofdstuk valt af te leiden dat toegang enkel mag worden geweigerd aan een ‘buitengrens’ als bedoeld in de Schengengrenscode. [2] Partijen zijn het erover eens dat van een toegangsweigering aan de buitengrens geen sprake is, nu het hier gaat over een gemeenschappelijke landgrens tussen twee lidstaten (Nederland en Duitsland). Verweerder wijst er echter op dat een toegangsweigering niettemin mogelijk is, omdat verweerder gebruik heeft gemaakt van de in artikel 25a van de Schengengrenscode geboden mogelijkheid voor tijdelijke herinvoering van grenstoezicht aan de binnengrenzen. Onder die omstandigheden verklaart artikel 32 van de Schengengrenscode de desbetreffende bepalingen van titel II van overeenkomstige toepassing. Dit maakt volgens verweerder dat ook aan een binnengrens de toegang mag worden geweigerd.
Het HvJ EU heeft in het arrest Arib evenwel geoordeeld dat uit de Schengengrenscode “volgt dat een binnengrens waar een lidstaat krachtens artikel 25 van deze code toezicht heeft heringevoerd, niet gelijkstaat met een buitengrens in de zin van deze code”. [3] Ook heeft het HvJ EU in dit arrest geoordeeld dat artikel 32 van de Schengengrenscode aldus moet worden uitgelegd dat “dit artikel niet van toepassing is op de situatie waarin een derdelander vlak bij een binnengrens is aangehouden en illegaal op het grondgebied van een lidstaat verblijft en dat dit zelfs geldt wanneer deze lidstaat krachtens artikel 25 [van de Schengengrenscode] het toezicht aan deze grens heeft heringevoerd […]”.
De rechtbank is met eiser van oordeel dat dit arrest Arib niet anders kan worden uitgelegd dan dat het herinvoeren van toezicht aan een binnengrens met toepassing van artikel 25(of 25a [4] ) van de Schengengrenscode niet de bevoegdheid creëert om aan een reeds op het grondgebied van een lidstaat verblijvende illegale vreemdeling alsnog de toegang tot het grondgebied van de lidstaten te weigeren, als ware het een buitengrens. Uit het arrest Arib volgt dat dergelijke vreemdelingen onder de Terugkeerrichtlijn vallen, hetgeen betekent dat op hen de terugkeerprocedure zoals omschreven in deze richtlijn moet worden toegepast.
De toegangsweigering is reeds hierom onrechtmatig. Omdat de toegangsweigering een voorwaarde voor grensdetentie is, maakt dit de grensdetentie eveneens van meet af aan onrechtmatig. De overige door eiser aangevoerde beroepsgronden hoeven daarom niet meer te worden besproken.
Over beide beroepen
Het beroep tegen bestreden toegangsweigering is gegrond en de rechtbank vernietigt dat besluit. Ook het beroep tegen de maatregel van bewaring is gegrond is. De rechtbank beveelt daarom de opheffing van de vrijheidsontnemende maatregel van met ingang van vandaag.
Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien zij de opheffing van de maatregel beveelt aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen. De rechtbank acht gronden aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen voor 19 dagen onrechtmatige bewaring van 19 x € 100,- (verblijf detentiecentrum) = € 1.900,-.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze
kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door
een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,- (1 punt voor het
indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de toegangsweigering;
- beveelt de opheffing van de vrijheidsontnemende maatregel met ingang van vandaag;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 1.900,-, te betalen door de griffier en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, rechter, in aanwezigheid van
N. Mekenkamp, griffier.

Bijlage

Artikel 6, eerste en tweede lid, Vreemdelingenwet (Vw)

1. De vreemdeling aan wie toegang is geweigerd kan worden verplicht zich op te
houden in een door de ambtenaar belast met grensbewaking aangewezen ruimte of plaats.
2. Een ruimte of plaats, bedoeld in het eerste lid, kan worden beveiligd tegen ongeoorloofd vertrek.

Artikel 2 van de SGC

Definities
In deze verordening wordt verstaan onder:
1. binnengrenzen”:
a)
de gemeenschappelijke landgrenzen, daaronder begrepen rivier- en meergrenzen, van de lidstaten;
b)
de luchthavens van de lidstaten voor de interne vluchten;
c)
de zee-, rivier- en meerhavens van de lidstaten voor de regelmatige interne veerverbindingen;
2. „ buitengrenzen”: de landgrenzen, met inbegrip van de rivier- en meergrenzen, de zeegrenzen alsmede de lucht-, rivier-, zee- en meerhavens van de lidstaten, voor zover zij geen binnengrenzen zijn;
………

Artikel 13, lid 1, van de SGC:

De bewaking aan de buitengrenzen heeft als voornaamste doel om onrechtmatige grensoverschrijding te voorkomen, grensoverschrijdende criminaliteit te bestrijden en maatregelen te nemen tegen illegaal binnengekomen personen. Een persoon die een grens illegaal heeft overschreden en niet het recht heeft om op het grondgebied van de betrokken lidstaat te verblijven, wordt aangehouden en onderworpen aan procedures in overeenstemming met richtlijn 2008/115/EG.

Artikel 14, eerste lid, van de SGC

1. Indien een onderdaan van een derde land niet aan alle in artikel 6, lid 1, vermelde toegangsvoorwaarden voldoet en niet tot de in artikel 6, lid 5, genoemde categorieën personen behoort, wordt hem de toegang tot het grondgebied van de lidstaten geweigerd. Dit laat de toepassing van de bijzondere bepalingen inzake asielrecht en internationale bescherming of inzake afgifte van een visum voor een verblijf van langere duur onverlet.

Article 25a, vierde en vijfde lid van de SGC

Procedure for cases requiring action due to unforeseeable or foreseeable events
…….
4. Where a serious threat to public policy or internal security is foreseeable in a Member State, the Member State shall notify the European Parliament, the Council, the Commission and the other Member States in accordance with Article 27(1), at the latest 4 weeks before the planned reintroduction of border control, or as soon as possible where the circumstances giving rise to the need to reintroduce border control at internal borders become known to the Member State less than 4 weeks before the planned reintroduction.
5. Where paragraph 4 of this Article applies, and without prejudice to paragraph 6, border control at internal borders may be reintroduced for a period of up to six months. Where the serious threat to public policy or internal security persists beyond that period, the Member State may prolong the border control at internal borders for renewable periods of up to 6 months. Any prolongation shall be notified to the European Parliament, the Council and the Commission and the other Member States in accordance with Article 27 and within the time limits referred to in paragraph 4 of this Article. Subject to paragraph 6 of this Article, the maximum duration of border control at internal borders shall not exceed 2 years.
………

Artikel 32 van de SGC

In geval van herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen toe te passen bepalingen
Wanneer het grenstoezicht aan de binnengrenzen wordt heringevoerd, zijn de desbetreffende bepalingen van titel II van overeenkomstige toepassing.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak voor zover die over bestreden besluit 2 gaat, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van verzending van deze uitspraak of na de dag van plaatsing daarvan in het digitale dossier. Tegen deze uitspraak voor zover die over bestreden besluit 1 gaat, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak of na de dag van plaatsing daarvan in het digitale dossier.

Voetnoten

1.HvJ EU van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:220.
2.Vergelijk ook HvJ EU van14 juni 2012, C-606/10, ov. 29 (over hetzelfde hoofdstuk in een eerdere versie van de SGC).
3.HvJ EU van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:220, r.o. 61.
4.De grondslag van de herinvoering van het toezicht is in dit opzicht niet relevant.