Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Algerijnse nationaliteit te hebben.
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
3. Eiser voert aan dat de maatregel van bewaring te laat is omgezet. Hij heeft op 9 april 2025 zijn asielaanvraag ingetrokken, zodat de maatregel van bewaring op 11 april 2025 te laat is opgeheven.
4. Uit vaste jurisprudentie van de Afdelingvolgt dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt door een vreemdeling niet binnen twee dagen op grond van een andere wettelijke bepaling in bewaring te stellen.Uit het dossier blijkt dat eiser op 9 april 2025 zijn asielaanvraag heeft ingetrokken. Verder blijkt uit het dossier dat verweerder op 11 april 2025 de maatregel van bewaring heeft opgeheven vanwege de oplegging van een nieuwe maatregel van bewaring met een andere grondslag.De rechtbank stelt vast dat dit tijdig is gebeurd nu dit binnen twee dagen heeft plaatsgevonden.
5. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de bewaring noodzakelijk was met het oog op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor beoordeling van een asielaanvraag. Als zware grondenzijn in de maatregel vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3e. in verband met zijn aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt over zijn identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
En als lichte grondenzijn in de maatregel vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
6. Eiser betwist alle zware en lichte gronden. Hiertoe voert hij aan dat hij in het kader van de Dublinverordeningis overgedragen aan Nederland, zodat hij op de voorgeschreven wijze is binnengekomen. Daarnaast is hij eerder als asielzoeker naar Nederland gekomen. Verder blijkt uit het dossier niet dat hij eerder met onbekende bestemming is vertrokken dan wel eerder asiel heeft aangevraagd. Dat een asielaanvraag is afgewezen en daarbij een terugkeerbesluit is uitgevaardigd, is eiser niet bekend. Hoewel dat wel in de Staatscourant is geplaatst, heeft eiser hier nimmer kennis van genomen. Ook blijkt niet uit het dossier dat eiser niet verschijnt op afspraken in het kader van zijn asielprocedure. Op eiser rust verder geen verplichting om Nederland te verlaten nu hij een herhaalde asielaanvraag heeft ingediend. Wat hem is verweten bij de zware gronden kan verweerder niet ook tegenwerpen bij de lichte gronden. Eiser heeft slechts één asielaanvraag ingediend. Hij heeft verder geen vaste verblijfplaats op dit moment, maar kan in een AZCworden geplaatst. Dat hij geen middelen van bestaan heeft, is niet relevant voor de vraag of iemand zich aan het toezicht zal onttrekken.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in ieder geval terecht de zware gronden 3b en 3c aan de maatregel van bewaring ten grondslag heeft gelegd. Uit het dossier blijkt dat eiser eerder, op 24 juni 2024, met onbekende bestemming is vetrokken. Verder is eisers eerdere asielaanvraag bij besluit van 9 januari 2023 buiten behandeling gesteld. Bij dit besluit is tevens een terugkeerbesluit uitgevaardigd. Niet in geschil is dat dit besluit is gepubliceerd in de Staatscourant, zodat dit op rechtsgeldige wijze bekend is gemaakt. Hieruit volgt dan ook een vertrekplicht voor eiser. Deze gronden zijn voldoende om aan te nemen dat het risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De gronden konden de maatregel van bewaring dragen. De overige gronden behoeven daarom geen bespreking meer.
8. Gelet op het voorgaande hoeft de rechtbank niet meer te beoordelen of de maatregel van bewaring ook kan worden gebaseerd op artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw. Eén bewaringsgrondslag is namelijk voldoende om de maatregel van bewaring op te baseren.
9. Verder voert eiser aan dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel. Hij heeft een asielaanvraag ingediend, zodat hij in een AZC had kunnen worden geplaatst.
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat niet is gebleken dat een lichter middel doeltreffend kon worden toegepast. Hierbij acht de rechtbank van belang dat de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd voldoende zijn om een risico aan te nemen dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Verder is niet gebleken dat persoonlijke omstandigheden aanwezig zijn die de bewaring onevenredig bezwarend maken.
11. Tot slot leidt de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring tot aan de opheffing ervan op enig moment onrechtmatig was.
12. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.