Op 22 april 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, een vreemdeling met ernstige medische problematiek, een voorlopige voorziening heeft gevraagd. De minister van Asiel en Migratie was voornemens verzoekster op 24 april 2025 uit te zetten naar Nigeria. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een spoedeisend belang, gezien de medische situatie van verzoekster. De voorzieningenrechter heeft de belangen van verzoekster, die pleiten voor het afwachten van de behandeling van haar beroep in Nederland, afgewogen tegen de belangen van de minister, die tegen het treffen van de voorlopige voorziening pleitte.
Verzoekster had eerder een aanvraag gedaan om uitstel van vertrek, welke door de minister was afgewezen. De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling de medische problematiek van verzoekster in overweging genomen, waaronder een niertransplantatie en de noodzaak van verdere medische behandeling. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de medische belangen van verzoekster zwaarder wegen dan de belangen van de minister om uitvoering te geven aan de terugkeer. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, zodat verzoekster de behandeling van haar beroep in Nederland mag afwachten.
De uitspraak is gedaan door mr. A.G. Overmars, in aanwezigheid van mr. D.G. van den Berg als griffier. De proceskosten zijn begroot op € 907,-, die de minister moet vergoeden aan verzoekster. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.