ECLI:NL:RBDHA:2025:6727
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsdocument voor duurzaam verblijf burgers van de Unie en hoorplicht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Bulgaarse eiseres en de minister van Asiel en Migratie. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument ‘Duurzaam verblijf burgers van de Unie’, welke door de minister was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de eiseres niet had aangetoond dat zij gedurende vijf jaar onafgebroken rechtmatig in Nederland verbleef en over voldoende middelen van bestaan beschikte. De rechtbank verwees naar eerdere besluiten van de minister, waaruit bleek dat het verblijfsrecht van de eiseres als gemeenschapsonderdaan was geëindigd. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, omdat de eiseres niet voldeed aan de vereisten van de Verblijfsrichtlijn. Daarnaast werd de stelling van de eiseres dat zij had moeten worden gehoord door de minister verworpen, omdat het bezwaar kennelijk ongegrond was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de proceskostenvergoeding af.