ECLI:NL:RBDHA:2025:6707

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 april 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
NL25.16086
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring van een Letse asielzoeker

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 april 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser, een Letse asielzoeker, was opgelegd. De maatregel van bewaring was op 6 april 2025 door de minister van Asiel en Migratie opgelegd, en eiser had hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 16 april 2025 was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn waarnemer, en werd er een tolk ingeschakeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser eerder op een andere grondslag in bewaring heeft gezeten en dat de huidige maatregel tijdig is omgezet. Eiser voerde aan dat de maatregel te laat was omgezet en dat hij recht had op een lichter middel, zoals een meldplicht in een asielzoekerscentrum (AZC). De rechtbank oordeelde echter dat de gronden voor de maatregel van bewaring voldoende waren, gezien de ongewenstverklaring van eiser en het risico dat hij zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring rechtmatig was en dat het beroep ongegrond was. Het verzoek om schadevergoeding werd eveneens afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.16086

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. E. Stap),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. H.J. Toonders).

Procesverloop

Bij besluit van 6 april 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd. [1]
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 16 april 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. J.W.F. Menick, waarnemer van zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [datum] 1995 en heeft de Letse nationaliteit.
Omzetting eerdere maatregel
2. Eiser voert allereerst aan dat de huidige maatregel van bewaring van 6 april 2025 te laat is omgezet. Voorafgaand aan deze maatregel van bewaring heeft eiser vanaf 24 maart 2025 op een andere grondslag in bewaring gezeten.
3. Uit vaste jurisprudentie [2] van de Afdeling [3] volgt dat voor een opvolgende maatregel van bewaring die op een andere wettelijke grondslag is gebaseerd andere vereisten gelden die beoordeeld moeten worden op grond van de omstandigheden die aan die specifieke maatregel van bewaring ten grondslag liggen. Dit betekent dat een mogelijk gebrek, zoals het te lang voortduren van een vorige maatregel van bewaring, niet automatisch doorwerkt in een opvolgende maatregel van bewaring. Dat sprake is van een ernstige schending van het recht om in vrijheid te worden gesteld, is niet toegelicht en ook niet gebleken. De gestelde te late omzetting van de voorafgaande maatregel van bewaring heeft naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen gevolgen voor de rechtmatigheid van de onderhavige maatregel van bewaring.
Maatregel van bewaring
4. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de bewaring noodzakelijk is met het oog op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor beoordeling van een asielaanvraag. [4] Als zware gronden [5] zijn in de maatregel vermeld dat eiser:
  • 3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
  • 3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
  • 3h. tot ongewenst vreemdeling is verklaard als bedoeld in artikel 67 van de Wet of tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Wet;
En als lichte gronden [6] zijn in de maatregel vermeld dat eiser:
  • 4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
  • 4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
  • 4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
  • 4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld.
5. Eiser betwist alle zware gronden. Hiertoe voert hij aan dat hij een Letse onderdaan is. Hij is na iedere uitzetting naar Nederland teruggekomen, zodat onduidelijk is welk nuttig effect een nieuwe uitzetting heeft als hij toch weer terugkomt. Eiser heeft een verslavingsprobleem en wil hiervoor in Nederland behandeld worden. Verder heeft hij het recht hier te werken.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in ieder geval terecht de zware gronden 3a en 3b aan de maatregel van bewaring ten grondslag heeft gelegd. Op 21 augustus 2024 is eiser ongewenst verklaard. Niet in geschil is dat deze ongewenstverklaring nog altijd van toepassing is, zodat eiser Nederland niet mag inreizen. Verder heeft eiser geen melding gemaakt van zijn illegale verblijf toen hij Nederland weer was ingereisd. Deze gronden zijn reeds voldoende om aan te nemen dat sprake is van een risico dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en verder blijkt hieruit voldoende dat eiser de voorbereiding van zijn uitzetting ontwijkt of belemmert. Deze gronden kunnen de maatregel van bewaring dragen. De overige gronden behoeven daarom geen bespreking meer.
7. Gelet op het voorgaande hoeft de rechtbank niet meer te beoordelen of de maatregel van bewaring ook kan worden gebaseerd op artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder c en d, van de Vw. Eén bewaringsgrondslag is namelijk voldoende om de maatregel van bewaring op te baseren.
Lichter middel
8. Eiser voert verder aan dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel. Hij heeft een asielaanvraag ingediend. Het verloop en de uitkomst hiervan is onzeker, zodat verweerder had kunnen volstaan met een meldplicht in een AZC [7] .
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat niet is gebleken dat een lichter middel doeltreffend kan worden toegepast. Hierbij acht de rechtbank van belang dat de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd voldoende zijn om een risico aan te nemen dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en hij het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verder is op 11 april 2025 een voornemen uitgebracht en heeft eiser twee weken om zijn zienswijze daarop te geven. Dat de uitkomst onzeker is, maakt niet dat aan hem alsnog een lichter middel had moeten worden opgelegd. Van persoonlijke omstandigheden die de bewaring onevenredig bezwarend maken, is niet gebleken.
Ambtshalve toets
10. Tot slot leidt de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
11. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond; en
 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 22 april 2025 door mr. M.J. Schouw, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, c en d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.ABRvS 25 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1206.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
4.Op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw.
5.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
6.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
7.Asielzoekerscentrum.