ECLI:NL:RBDHA:2025:6698

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
SGR 24/6442
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen welstandsadvies inzake dakkapel en dakvensters in Katwijk

Op 23 april 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Katwijk, met zaaknummer SGR 24/6442. Deze uitspraak volgt op een tussenuitspraak van 28 januari 2025, waarin de rechtbank het college de gelegenheid gaf om een geconstateerd gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Het geschil betreft de plaatsing van dakkapellen en dakvensters op een woning in Katwijk, waarbij de eiser betwist dat de dakkapel voldoet aan de welstandscriteria. De rechtbank oordeelt dat het college zich niet op het nieuwe welstandsadvies kan baseren, omdat dit advies niet zorgvuldig is opgesteld. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en verklaart het beroep gegrond. Eiser krijgt het betaalde griffierecht vergoed en het college wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 2.267,50. De rechtbank benadrukt dat de dakkapel niet volledig voldoet aan de objectgerichte welstandscriteria en dat de aanwezigheid van dakvensters niet correct is meegewogen in het welstandsadvies. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/6442

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 april 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. W.J. Vroegindeweij),
en

het college van burgemeester en wethouders van Katwijk, het college

(gemachtigde: mr. A.C. van der Gugten).
Als derde-partij neemt aan het geding deel
[derde-partij]uit [plaats] , vergunninghouder.

Procesverloop

1. In de tussenuitspraak van 28 januari 2025 (de tussenuitspraak) heeft de rechtbank het college in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
1.1.
Het college heeft in reactie op de tussenuitspraak een aanvullende motivering ingediend.
1.2.
Eiser heeft in reactie hierop schriftelijk zijn zienswijze naar voren gebracht. [1]
1.3.
Vergunninghouder heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen.
1.4.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten. [2]

Overwegingen

De tussenuitspraak
2. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist.
3. Voor de relevante feiten en omstandigheden die aanleiding hebben gegeven tot de tussenuitspraak volstaat de rechtbank op deze plaats met een verwijzing naar de tussenuitspraak.
4. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank overwogen dat het bestreden besluit ten aanzien van de welstand een gebrek bevat omdat de afstand van de dakkapel tot de perceelsgrens afwijkt van de objectgerichte criteria uit de Welstandsnota Katwijk 2012 (de welstandsnota).
De herstelpoging
5. Het college heeft in reactie op de tussenuitspraak een nieuw welstandsadvies overgelegd. Daarin staat dat de dakkapel, ondanks dat deze wat betreft afmetingen en plaatsing op het voordakvlak niet geheel voldoet aan de objectgerichte criteria uit de welstandsnota, voldoende beantwoordt aan het gemeentelijk welstandsbeleid, mede gelet op het ondergeschikte karakter van de dakkapel, de relatief geringe hoogte daarvan en de positie daarvan op het voordakvlak in de luwte, achter de voorgevel van de naastgelegen woning. De dakkapel toont zich als een voldoende ondergeschikte toevoeging aan het dakvlak. De objectgerichte criteria zijn niet vervat op deze situatie, waar er een dakkapel op een dakvlak naast de zijgevel van een naastgelegen woning wordt geplaatst. De genoemde maat van 50 cm aan weerszijde van de dakkapel is bij deze situatie gering te noemen. Voor de juiste verhoudingen zou een 1 meter breed dakvlak naast de dakkapel leiden tot het gewenste beeld. De objectgerichte criteria zijn hier echter niet op vervat. De dakdoorbreking van de twee dakkapellen bedraagt 24,9% van het dakvlak en voldoet daarom aan het bestemmingsplan ‘Katwijk aan Zee 2015’ dat onder 26.2.1 onder h, van de planregels bepaalt dat bij de hoofdgebouwen de oppervlakte van een hellend dakvlak met maximaal 25% mag worden doorbroken met dakkapellen en dakvensters. De dakvensters kunnen vergunningsvrij binnen de geldende regels voor vergunningsvrij bouwen van ‘Dakramen en andere daglichtvoorzieningen in een dak’ [3] worden geplaatst. De plaatsing van de dakkapel is daarom akkoord, aldus de Adviescommissie Omgevingskwaliteit Katwijk.
De reactie van eiser
6. In reactie op het welstandsadvies stelt eiser zich op het standpunt dat de aanvullende motivering onterecht en onbegrijpelijk is. De dakkapel voldoet niet (volledig) aan de welstandscriteria, heeft een dominante uitstraling die het ritme van de omliggende bebouwing verstoort en is dus volgens eiser niet ondergeschikt. Eiser betwist dat de dakkapellen het dakvlak met 24,9% doorbreken; dat percentage ligt volgens hem hoger dan 25% van het dakvlak, waarbij hij zich baseert op een telling van het aantal dakpannen. Maar ook als maximaal 25% van het dakvlak door dakkapellen zou worden doorbroken, moet het college niet alleen naar het bestemmingsplan kijken, maar ook de samenhang met de omgeving en de uitstraling beoordelen.
Het oordeel van de rechtbank
7. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
7.1.
Hoewel het college volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) niet aan een welstandsadvies is gebonden en de verantwoordelijkheid voor welstandstoetsing bij hem berust, mag het op dat advies afgaan, nadat het is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Deze verplichting is neergelegd in artikel 3:9 van de Awb voor de wettelijk adviseur en volgt uit artikel 3:2 van de Awb voor andere adviseurs. Het overnemen van een welstandsadvies behoeft in beginsel geen nadere toelichting. Dit is anders indien de aanvrager of een derde-belanghebbende een advies van een andere deskundig te achten persoon of instantie heeft overgelegd dan wel concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht. [4]
7.2.
De rechtbank stelt vast dat eiser geen advies van een deskundig te achten persoon of instantie heeft overgelegd ter betwisting van het welstandsadvies. De rechtbank zal beoordelen of hetgeen door eiser is aangevoerd aanleiding geeft voor concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het welstandsadvies, de begrijpelijkheid van de in het welstandsadvies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop.
7.3.
Eiser voert terecht aan dat de dakkapel niet (volledig) beantwoordt aan de objectgerichte welstandscriteria. Dit biedt echter geen concreet aanknopingspunt voor twijfel aan het welstandsadvies. Hierin is immers onderkend dat niet volledig aan de objectgerichte criteria wordt voldaan. Volgens het welstandsadvies zijn de objectgerichte criteria niet vervat op de onderhavige situatie, waarbij de dakkapel op een dakvlak naast de zijgevel van een naastgelegen woning wordt geplaatst. Volgens het welstandsadvies leidt het niet voldoen aan de objectgerichte criteria er daarom niet toe dat de dakkapel niet aanvaardbaar is. De rechtbank overweegt dat het gegeven dat de dakkapel niet beantwoordt aan de objectgerichte criteria is afgewogen tegen andere factoren die specifiek zien op deze dakkapel, zoals de plaatsing daarvan achter de voorgevel van de naastgelegen woning. Dat die afweging heeft geleid tot een akkoordverklaring, ondanks dat de dakkapel niet aan alle objectcriteria beantwoordt, brengt niet mee dat de aanvullende motivering onterecht en onbegrijpelijk is.
7.4.
De stelling van eiser dat de dakkapel een dominante uitstraling heeft, biedt ook geen concreet aanknopingspunt voor twijfel aan het welstandsadvies. In het welstandsadvies is de ruimtelijke uitstraling van de dakkapel beoordeeld. Daarin is overwogen dat de dakkapel zich als een voldoende ondergeschikte toevoeging aan het dakvlak toont. Dat eiser het hiermee niet eens is, betekent niet dat het welstandsadvies niet deugt.
7.5.
Eiser betoogt echter wel terecht dat de welstandscommissie onvoldoende heeft gemotiveerd dat de dakdoorbreking van de twee dakkapellen 24,9% van het dakvlak bedraagt. Op grond van artikel 26.2.1 onder h, van de planregels bij het bestemmingsplan mag de oppervlakte van een hellend dakvlak maximaal 25% worden doorbroken met dakkapellen en dakvensters. De rechtbank leidt uit het welstandsadvies af dat het voldoen aan deze planregel ook van belang is voor een positief welstandsadvies. In het welstandsadvies staat dat hieraan wordt voldaan, maar hierbij is niet meegerekend dat op het dak ook twee dakvensters aanwezig zijn. De aanwezigheid van de dakvensters zorgt ervoor dat met de bouw van de dakkappelen de maximale 25% van de doorbreking van het dakvlak wordt overschreden. Dat die dakvensters volgens het welstandsadvies vergunningvrij zouden kunnen worden gebouwd, betekent niet dat ze niet meetellen bij de maximale 25% van het dakvlak dat mag worden doorbroken. De planregel bepaalt immers dat het totaal aan dakkapellen en dakvensters niet meer mag bedragen dan 25% van het dakvlak, waarbij geen uitzondering is gemaakt voor dakvensters die vergunningvrij kunnen worden geplaatst. Dit betekent dat het welstandsadvies op dit punt niet zorgvuldig is opgesteld.
7.6.
De rechtbank overweegt dat dit betekent dat het college zich niet heeft kunnen baseren op het nieuwe welstandsadvies. In het nieuwe welstandsadvies is weliswaar uitgelegd dat het niet voldoen aan de objectgerichte criteria niet betekent dat er een welstandsgebrek is, maar daar staat tegenover dat in dit advies ten onrechte is geconstateerd dat de dakkappelen niet zorgen voor een overschrijding van de maximale 25% doorbreking van het dak.

Conclusie en gevolgen

8. Gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. Nu het college in reactie op de tussenuitspraak niet alsnog een toereikende onderbouwing gegeven ten aanzien van de welstand en daarmee het motiveringsgebrek niet heeft hersteld, kan de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit niet in stand laten.
9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het college aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
10. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Het college moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2,5 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,-, 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus met een waarde per punt van € 907,- en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 907,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 2.267,50.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 187,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.267,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Gerde, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 23 april 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak en de tussenuitspraak/tussenuitspraken, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak en de tussenuitspraak/tussenuitspraken. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:51a, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Op grond van artikel 8:57, derde lid, van de Awb.
3.https://www.rijksoverheid.nl/documenten/brochures/2010/07/20/dakramen-en-andere-daglichtvoorzieningen-in-een-dak.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 20 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1139.