ECLI:NL:RBDHA:2025:6697
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 20 februari 2025 niet in behandeling genomen, omdat Roemenië verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 3 april 2025 behandeld, maar eiseres en haar gemachtigde zijn niet verschenen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft.
De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Deze verordening stelt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om overname aan Roemenië gedaan, dat door Roemenië is aanvaard. Eiseres heeft aangevoerd dat de minister onzorgvuldig heeft gehandeld door geen uitstel te verlenen voor het indienen van een zienswijze, maar de rechtbank oordeelt dat de minister het verzoek om uitstel terecht heeft afgewezen.
Eiseres heeft ook een beroep gedaan op artikel 17 van de Dublinverordening, omdat zij een zus in Nederland heeft bij wie zij wil verblijven. De rechtbank oordeelt echter dat de minister geen bijzondere individuele omstandigheden heeft hoeven zien die maken dat de overdracht aan Roemenië onevenredig hard zou zijn. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiseres geen proceskostenvergoeding ontvangt.