ECLI:NL:RBDHA:2025:6697

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 april 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
NL25.8143
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 20 februari 2025 niet in behandeling genomen, omdat Roemenië verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 3 april 2025 behandeld, maar eiseres en haar gemachtigde zijn niet verschenen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft.

De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Deze verordening stelt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om overname aan Roemenië gedaan, dat door Roemenië is aanvaard. Eiseres heeft aangevoerd dat de minister onzorgvuldig heeft gehandeld door geen uitstel te verlenen voor het indienen van een zienswijze, maar de rechtbank oordeelt dat de minister het verzoek om uitstel terecht heeft afgewezen.

Eiseres heeft ook een beroep gedaan op artikel 17 van de Dublinverordening, omdat zij een zus in Nederland heeft bij wie zij wil verblijven. De rechtbank oordeelt echter dat de minister geen bijzondere individuele omstandigheden heeft hoeven zien die maken dat de overdracht aan Roemenië onevenredig hard zou zijn. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiseres geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.8143

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , V-nummer: [V-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. P.J.T. de Kan),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: [persoon A] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 20 februari 2025 niet in behandeling genomen omdat Roemenië verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 3 april 2025 op zitting behandeld. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met bericht vooraf, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiseres ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van haar aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt verweerder een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Roemenië een verzoek om overname gedaan. Roemenië heeft dit verzoek aanvaard.
Beoordeling van de beroepsgronden
Afwijzing verzoek tot uitstel zienswijze
5. Eiseres voert aan dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door desgevraagd geen uitstel voor het indienen van een zienswijze op het voornemen te verlenen. Verweerder heeft het bestreden besluit op 20 februari 2025 genomen, terwijl bij hem bekend was dat de gemachtigde van eiseres pas op die dag een afspraak met eiseres zou hebben, als gevolg van een volle agenda en omdat een tolk Kermandji moeilijk te verkrijgen is. Bovendien heeft verweerder aan de gemachtigde in een soortgelijk geval wel uitstel verleend.
5.1.
In paragraaf C1/2.12 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc), in samenhang bezien met paragraaf C1/2.6 van de Vc is, voor zover hier van belang, vermeld dat de IND bij het niet tijdig beschikbaar zijn van een tolk uitstel voor het indienen van de zienswijze verleent tot vijf werkdagen na de eerstvolgende datum waarop een tolk in de gewenste taal beschikbaar is. De indiener van het verzoek om uitstel moet schriftelijk aantonen dat binnen drie dagen na ontvangst van het voornemen een tolk is aangevraagd, maar deze niet tijdig beschikbaar is en moet (in dat kader) een schriftelijke verklaring van de intermediair die tolken levert overleggen waarin staat op welke datum de vreemdeling een tolk heeft aangevraagd en op welke eerstvolgende datum een tolk in de gewenste taal beschikbaar is.
5.2.
In het voornemen van 31 januari 2025 is eiseres de gelegenheid geboden een zienswijze in te dienen binnen twee weken na ontvangst van het voornemen. De gemachtigde van eiseres heeft op 12 februari 2025 verzocht om uitstel voor het indienen van een zienswijze, vanwege de drukke agenda van de gemachtigde en vanwege de moeilijk te verkrijgen tolk Kermandji. Bij brief van 13 februari 2025 heeft verweerder het verzoek afgewezen met de motivering dat het verzoek om uitstel niet voldoet aan het bepaalde in paragraaf C1/2.12 van de Vc.
5.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het verzoek om uitstel kunnen afwijzen op de grond dat niet is voldaan aan de in het beleid genoemde voorwaarden voor het verkrijgen van uitstel. De drukke agenda van de gemachtigde is volgens het beleid geen reden voor uitstel. Het niet tijdig beschikbaar zijn van een tolk kan wel reden zijn voor uitstel, maar verweerder heeft in dit geval geen uitstel hoeven verlenen op deze grond, omdat bij de indiening van het verzoek niet was onderbouwd dat binnen drie dagen na ontvangst van het voornemen een tolk was aangevraagd maar deze niet tijdig beschikbaar was. De stelling van eiseres dat in de zaak van een andere cliënt van de gemachtigde wel uitstel was verleend, is niet geconcretiseerd of onderbouwd, zodat verweerder hierop niet inhoudelijk heeft hoeven reageren. Gelet op het voorgaande volgt de rechtbank eiseres niet in haar standpunt dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld.
5.4.
De beroepsgrond slaagt niet.
Artikel 17 van de Dublinverordening
6. Eiseres doet een beroep op artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. Zij voert aan dat zij een zus heeft in Nederland bij wie zij wil verblijven. In hun cultuur is het gebruikelijk om met familie samen te wonen. In Roemenië kent eiseres niemand. Bovendien is zij een alleenstaande jonge vrouw van 21 jaar die zich in Roemenië niet staande zal kunnen houden.
6.1.
Eiseres heeft in het aanmeldgehoor Dublin verklaard dat zij niet met haar zus wil samenwonen, maar wel in haar buurt wil verblijven. Hoewel het begrijpelijk is dat eiseres in de nabijheid van haar zus in Nederland wenst te verblijven, betekent dit niet dat verweerder om die reden van een Dublinoverdracht aan Roemenië heeft moeten afzien. In de niet nader geconcretiseerde of onderbouwde verwijzing naar haar cultuur heeft verweerder geen bijzondere individuele omstandigheden hoeven zien die maken dat overdracht aan Roemenië onevenredig hard is. Dit geldt eveneens voor de enkele stelling dat eiseres zich als jonge alleenstaande vrouw in Roemenië niet kan handhaven. Daarbij merkt de rechtbank op dat op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan mag worden uitgegaan dat eiseres bij voorkomende problemen hulp en bescherming kan krijgen van de Roemeense autoriteiten.
6.2.
De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Verweerder heeft de asielaanvraag terecht niet in behandeling genomen.
8. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E. Bos, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Horst - van Dee, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.