ECLI:NL:RBDHA:2025:6685
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en medische omstandigheden in het kader van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 19 februari 2025 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 3 april 2025 behandeld, waarbij eiseres, haar gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de verweerder aanwezig waren.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. Eiseres had aangevoerd dat haar medische omstandigheden niet voldoende waren meegewogen door de verweerder. Ze stelde dat een overdracht aan Spanje aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen voor haar gezondheid zou hebben, maar de rechtbank oordeelt dat eiseres niet aan haar bewijslast heeft voldaan. De medische informatie van haar huisarts en oogarts biedt onvoldoende bewijs dat een overdracht aan Spanje haar gezondheid negatief zal beïnvloeden.
De rechtbank wijst erop dat de Europese Unie regelgeving heeft omtrent de behandeling van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Deze verordening stelt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om overname aan Spanje gedaan, dat is aanvaard. De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere individuele omstandigheden zijn die maken dat de overdracht onevenredig hard zou zijn voor eiseres. De rechtbank wijst erop dat de medische zorg in Spanje vergelijkbaar is met die in Nederland en dat de verweerder heeft toegezegd de Spaanse autoriteiten te informeren over de zorgbehoeften van eiseres.
De rechtbank besluit dat het beroep ongegrond is en dat eiseres geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Raad van State.