ECLI:NL:RBDHA:2025:6673
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verantwoordelijkheid Duitsland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 18 april 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, die asiel heeft aangevraagd, heeft tegen het besluit van de Minister van Asiel en Migratie beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 28 maart 2025, houdt in dat de asielaanvraag van verzoeker niet in behandeling wordt genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, maar de voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen verwezen naar een eerdere uitspraak van dezelfde rechtbank op 18 april 2025, zaaknummer NL25.14964, waarin het beroep van verzoeker is behandeld. Gezien deze eerdere uitspraak heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Daarnaast is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.