ECLI:NL:RBDHA:2025:6663

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
NL24.6189
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening verblijfsvergunning regulier voor zelfstandige

Op 17 april 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een verzoeker die een voorlopige voorziening vroeg na de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor arbeid als zelfstandige. De verzoeker had op 26 januari 2024 een aanvraag ingediend, maar deze was door de minister van Asiel en Migratie afgewezen op 15 februari 2024, omdat hij niet beschikte over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en niet van het mvv-vereiste was vrijgesteld. Na het indienen van bezwaar bleef de minister bij zijn afwijzing, wat leidde tot het verzoek om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft in deze zaak besloten dat een zitting niet nodig was en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de afwijzing van de aanvraag door de minister terecht was en dat er geen noodzaak was voor een voorlopige voorziening. Het verzoek is dan ook afgewezen. De minister is niet verplicht om de proceskosten van de verzoeker te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, in aanwezigheid van griffier mr. S.M. Hampsink, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open, conform artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.6189

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 april 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. I. Özkara),
en

de minister van Asiel en Migratie

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek van verzoeker om een voorlopige voorziening vanwege de afwijzing van zijn aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor arbeid als zelfstandige.
1.1.
Verzoeker heeft op 26 januari 2024 een aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor arbeid als zelfstandige ingediend. De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 15 februari 2024 afgewezen, omdat verzoeker niet in het bezit is van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en hij niet van het mvv-vereiste wordt vrijgesteld. Met het besluit van 10 maart 2025 op het bezwaar van verzoeker is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De voorzieningenrechter nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [1]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De rechtbank heeft vandaag uitspraak gedaan op het beroep van verzoeker. [2] Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af. De minister hoeft de proceskosten van verzoeker niet te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.M. Hampsink, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht maakt dat mogelijk.
2.Zaaknummer NL25.12656.