ECLI:NL:RBDHA:2025:6660
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging verblijfsrecht van een Unieburger wegens geweldsdelicten en ongewenstverklaring
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 17 april 2025, wordt het beroep van eiser, een Poolse nationaliteit houder, tegen de beëindiging van zijn verblijfsrecht en zijn ongewenstverklaring behandeld. Eiser is het niet eens met de beslissing van de minister van Asiel en Migratie, die op 14 oktober 2021 heeft vastgesteld dat eiser geen rechtmatig verblijf heeft op grond van het Unierecht en hem tot ongewenst vreemdeling heeft verklaard. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft gehandeld. Eiser heeft in het verleden meerdere geweldsdelicten gepleegd en is hiervoor veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden. De rechtbank concludeert dat het persoonlijk gedrag van eiser een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging vormt voor de openbare orde, zoals vereist door het Unierechtelijk openbare-ordecriterium. Eiser heeft geen positieve gedragsverandering laten zien en zijn beroep wordt ongegrond verklaard. De rechtbank benadrukt dat de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM niet in het voordeel van eiser uitvalt, omdat de belangen van zijn vriendin en haar kind niet voldoende onderbouwd zijn. De uitspraak bevestigt de beslissing van de minister en houdt het bestreden besluit in stand.