Deze uitspraak betreft de afwijzing van de asielaanvraag van eiser, die van Gambiaanse nationaliteit is, door de Minister van Asiel en Migratie. Eiser heeft op 20 februari 2022 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, maar deze is op 25 februari 2025 afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft op 11 april 2025 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde niet verschenen. De rechtbank oordeelt dat de minister niet ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen sprake is van toegedichte homoseksualiteit. Eiser heeft zijn asielmotief niet met voldoende bewijs onderbouwd, en zijn verklaringen zijn als ongeloofwaardig beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven, omdat er geen gegronde vrees voor vervolging is aangetoond. Eiser heeft geen bewijs geleverd dat zijn homoseksualiteit is toegedicht, en de minister heeft terecht geconcludeerd dat de asielaanvraag ongegrond is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er wordt geen proceskostenvergoeding toegekend.