ECLI:NL:RBDHA:2025:6646

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 april 2025
Publicatiedatum
18 april 2025
Zaaknummer
NL25.9296
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van ongeloofwaardige homoseksualiteit en onvoldoende bewijs

Deze uitspraak betreft de afwijzing van de asielaanvraag van eiser, die van Gambiaanse nationaliteit is, door de Minister van Asiel en Migratie. Eiser heeft op 20 februari 2022 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, maar deze is op 25 februari 2025 afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft op 11 april 2025 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde niet verschenen. De rechtbank oordeelt dat de minister niet ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen sprake is van toegedichte homoseksualiteit. Eiser heeft zijn asielmotief niet met voldoende bewijs onderbouwd, en zijn verklaringen zijn als ongeloofwaardig beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven, omdat er geen gegronde vrees voor vervolging is aangetoond. Eiser heeft geen bewijs geleverd dat zijn homoseksualiteit is toegedicht, en de minister heeft terecht geconcludeerd dat de asielaanvraag ongegrond is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er wordt geen proceskostenvergoeding toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.9296

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. M.R. Verdoner),
en

de Minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. I. van Es).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiser als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000. [1] Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. De minister heeft volgens de rechtbank niet ten onrechte geoordeeld dat er geen sprake is van toegedichte homoseksualiteit. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 20 februari 2022 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Hij stelt van Gambiaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum]. De minister heeft met het bestreden besluit van 25 februari 2025 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 11 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de minister deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde zijn met bericht van verhindering niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
3. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag gelegd. Eiser is in 2014 door de politie opgepakt, terwijl hij in de toegangsrij tot een club stond. Die avond was er in de club een feest voor homoseksuelen waar eiser niets van wist. Kort na zijn aanhouding is eiser vrijgelaten. Eiser heeft Gambia toen voor een paar maanden verlaten en bij terugkeer werd hij lastiggevallen en bedreigd door straatjongeren die wisten dat eiser was opgepakt. Eiser vreest bij terugkeer opnieuw voor straatterreur als ook voor de politie en kan geen hulp van de autoriteiten inroepen.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
1. Eisers identiteit (behalve zijn geboortedatum), nationaliteit en herkomst
2. De toegedichte homoseksualiteit.
4.1.
De minister heeft de identiteit (behalve zijn geboortedatum), nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. Eiser heeft zijn identiteit niet met documenten aangetoond, maar de minister houdt de door eiser genoemde persoonsgegevens aan. Dit geldt echter niet voor de geboortedatum, want daarover heeft eiser wisselend verklaard. De toegedichte homoseksualiteit heeft de minister niet geloofwaardig geacht. Eiser heeft dit asielmotief niet met documenten onderbouwd, terwijl er wel een proces-verbaal van de aanhouding is. Eiser heeft verder onsamenhangend en onaannemelijk verklaard. Uit landeninformatie blijkt dat het politieke en sociale klimaat jegens homoseksuelen in Gambia uiterst negatief is. Uit de geloofwaardig geachte elementen volgt niet dat eiser een gegronde vrees voor vervolging heeft of een risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000. De minister concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond.
Beroepsgronden
5. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij zijn leeftijd niet kan aantonen, maar dat dit geen afwijzingsgrond als zodanig kan zijn. Eiser stelt zich verder op het standpunt dat de minister de toegedichte homoseksualiteit ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Sinds zijn arrestatie door de politie vreest hij voor de politie en kreeg hij problemen met straatjongeren die hij daarvoor ook niet had. Het is voor eiser onduidelijk waarom de politie de homoseksualiteit kan blijven aannemen en waarom de straatjongens het op hem hebben gemunt, maar de toegedichte geaardheid blijft aan hem plakken. Nu er in Gambia een intense sociale vijandigheid tegen homoseksualiteit is, zal eiser hier bij terugkeer last van krijgen. Eiser stelt verder - onder toevoeging van informatie over de betreffende club - dat het niet onwaarschijnlijk is dat hij aan de deur een ticket voor het feest kon kopen. Het is een nette nachtclub en eiser hoefde niet te verwachten dat er die dag een feest voor homoseksuelen was. Eiser hoeft daarom ook niet inzichtelijk te maken waarom hij zomaar een ticket kon kopen. Eiser stelt ook dat het proces-verbaal van zijn arrestatie hoogstwaarschijnlijk niet zal leiden tot een volledige onderbouwing van het asielmotief. In dat geval gaat het dan ook te ver om van eiser te verwachten dat hij dit proces-verbaal alsnog kan overleggen. Het ontbreken van een proces-verbaal kan daarom niet aan eiser worden tegengeworpen als draagkrachtige motivering voor het besluit. Tot slot stelt eiser dat hij voldoende gedetailleerd en concreet heeft verklaard en dat niet is gebleken op welke wijze er rekening is gehouden met zijn referentiekader en wat er nog meer van hem kon worden verwacht
Beoordeling van de beroepsgronden
Identiteit / leeftijd
6.1.
Ter zitting heeft de gemachtigde van de minister toegelicht dat de leeftijd geen afwijzingsgrond als zodanig is. Ook heeft de gemachtigde van de minister gehandhaafd dat eiser wisselend over zijn geboortedatum heeft verklaard en dat de minister eisers geboortedatum daarom ongeloofwaardig acht. Eiser heeft geen gronden aangevoerd tegen de ongeloofwaardigheid ervan. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding af te wijken van het standpunt van de minister dat – vanwege de wisselende verklaringen – eisers geboortejaar ongeloofwaardig is.
Toegedichte homoseksualiteit
6.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister de toegedichte homoseksuele geaardheid niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser geen homoseksuele geaardheid heeft. Ook niet in geschil is dat er in Gambia een vijandig klimaat ten opzichte van homoseksualiteit bestaat. In dat licht heeft de minister kunnen overwegen dat het niet aannemelijk is dat er in een club een feest voor homoseksuelen gaande was, waarvoor de kaartjes vrij beschikbaar waren en eiser en zijn schoolgaande vrienden deze aan de deur konden kopen. Dat het een nette club is en het daar gebruikelijk is dat er kaartjes aan de deur worden gekocht, maakt het voorgaande niet anders. De minister heeft verder niet ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat zijn verklaringen over het incident vaag zijn. Zo heeft de minister kunnen tegenwerpen dat eiser niet concreet heeft gemaakt hoe het kan dat de politie daar ineens ter plaatse was en de schoolgaande jongens zou hebben gearresteerd die nog bij de ingang stonden. Ook heeft de minister kunnen overwegen dat eiser de problemen met de straatjongeren naar aanleiding van het incident bij de club niet concreet heeft gemaakt. Eiser heeft verklaard dat hij gepest werd door mensen die hij niet kende, dat hij altijd is weggelopen en de straatjongeren hem vervolgens met rust lieten. De minister heeft van eiser meer uitleg mogen verwachten over de pesterijen en de straatjongeren. Uit het bestreden besluit blijkt verder dat er rekening is gehouden met het referentiekader van eiser en dat van eiser mag worden verwacht dat hij gedetailleerder verklaart. Eiser heeft niet nader onderbouwd waarom er onvoldoende rekening is gehouden met het referentiekader, zodat deze grond niet kan slagen. Voor wat betreft het proces-verbaal van de aanhouding, stelt de rechtbank voorop dat het aan eiser is om zijn asielmotief zoveel mogelijk met documenten te onderbouwen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister niet ten onrechte tegengeworpen dat eiser onvoldoende inspanningen heeft verricht om het proces-verbaal te overleggen. Dit terwijl eiser heeft verklaard dat hij het proces-verbaal aan zijn advocaat in Italië heeft overhandigd. Niet is gebleken dat eiser contact heeft opgenomen met zijn advocaat om het document alsnog te krijgen. Dat het proces-verbaal niet zou leiden tot een volledige onderbouwing van het asielmotief, leidt niet tot een ander oordeel.

Conclusie en gevolgen

7. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Tesfai, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J. Tijnagel, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000