ECLI:NL:RBDHA:2025:662

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 januari 2025
Publicatiedatum
21 januari 2025
Zaaknummer
NL25.851
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid van Spanje

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 januari 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Guinese nationaliteit, zijn asielaanvraag had ingediend. De minister van Asiel en Migratie had op 7 januari 2025 besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat Spanje verantwoordelijk was voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank oordeelde dat de minister op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht aannemen dat Spanje zijn verdragsverplichtingen zou nakomen. Eiser voerde aan dat er structurele tekortkomingen in de opvangvoorzieningen in Spanje waren, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet voldoende had aangetoond dat dit in zijn geval anders was. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigden dat de minister van Asiel en Migratie op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kon handelen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.851

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiserV-nummer: [V-nummer] ,

(gemachtigde: mr. M.R.F. Berte),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Inleiding

Bij besluit van 7 januari 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 2006 en de Guinese nationaliteit te hebben.
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vw. [2] Daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening [3] is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Spanje een verzoek om overname gedaan. Spanje heeft dit verzoek aanvaard.
3. Eiser is het met het bestreden besluit niet eens en voert hiertoe het volgende aan. In Spanje bestaan structurele tekortkomingen in de opvangvoorzieningen, waardoor verweerder niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit kan gaan. Uit het AIDA-rapport van mei 2024 [4] volgt dat Dublinterugkeerders dezelfde obstakels ervaren bij het krijgen van toegang tot de ontvangstcentra als (andere) asielzoekers. Ook heeft eiser tijdens zijn eerdere verblijf in Spanje geen medische hulp gekregen, zelfs geen pijnstillers. Hij heeft zijn best gedaan om die wel te verkrijgen, maar dit had geen zin. Aan eiser kan niet worden tegengeworpen dat hij bij voorkomende problemen in Spanje kan klagen. Het is immers niet voor niets dat de Europese Commissie een inbreukprocedure tegen Spanje is gestart wegens het niet volledig conform omzetten van de Opvangrichtlijn.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Het uitgangspunt is dat verweerder er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel van mag uitgaan dat Spanje, dat net als Nederland partij is bij het EVRM [5] en de Opvangrichtlijn [6] , zijn verdragsverplichtingen zal nakomen. [7] Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval anders is en dat in Spanje sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen van de asielprocedure of de opvangvoorzieningen die resulteren in onmenselijke of vernederende behandelingen in strijd met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest. Daarbij geldt een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid. [8]
5. Eiser is hier niet in geslaagd. De Afdeling heeft bij haar uitspraak van 24 juni 2024 bevestigd dat verweerder ten aanzien van Spanje van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan. [9] Bij dat oordeel heeft de Afdeling ook het AIDA-rapport betrokken waar eiser naar heeft verwezen. De rechtbank ziet in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding om van het oordeel van de Afdeling af te wijken. Gezien het geldende interstatelijk vertrouwensbeginsel dient er ook van te worden uitgegaan dat de medische voorzieningen in Spanje vergelijkbaar zijn met die in andere lidstaten en dat deze ook ter beschikking staan aan Dublinclaimanten. Dit betekent dat, als eiser na zijn overdracht vindt dat Spanje zijn verplichtingen niet nakomt, het op zijn weg ligt om daarover in Spanje te klagen bij de (hogere) autoriteiten. Niet is gebleken dat dit voor hem niet mogelijk, uiterst moeilijk of bij voorbaat zinloos is. Voor zover eiser stelt dat hij tevergeefs om pijnstillers heeft gevraagd, overweegt de rechtbank dat hij dit niet verder heeft onderbouwd. Het feit dat de Europese Commissie een inbreukprocedure tegen Spanje is gestart wegens het niet volledig omzetten van de Opvangrichtlijn, maakt dit niet anders. Uit de ‘key decisions’ blijkt niet welke gebreken in de implementatie van de Opvangrichtlijn aanleiding zijn voor de inbreukbeslissing. Daarbij heeft de Europese Commissie de Spaanse autoriteiten de gelegenheid gegeven om de gestelde gebrekkige implementatie van de Opvangrichtlijn te herstellen.
6. Verweerder heeft in hetgeen eiser heeft aangevoerd ook overigens in redelijkheid geen aanleiding hoeven zien om gebruik te maken van zijn bevoegdheid om op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening de inhoudelijke behandeling van het asielverzoek van eiser onverplicht aan zich te trekken.
7. Het beroep is kennelijk ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 20 januari 2025 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier, en geanonimiseerd gepubliceerd op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Vreemdelingenwet 2000.
3.Verordening nr. (EU) 604/2013.
4.Asylum Information Database, “Country Report: Spain” 2023 Update, van 30 mei 2024.
5.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
6.Richtlijn 2013/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming.
7.Zie hiervoor de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1481, en van 24 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2548.
8.Zoals is beschreven in het arrest Jawo van het Hof van Justitie van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218.
9.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2548.